De Heer Matthiessen leefde op zulk een grooten voet in Haarlem en
had bovendien kostbare liefhebberijen, zoodat zijn fortuin langzamer
hand wegslonk. Hij stierf in tijds voor dat de boel heelemaal op was.
Zijne vrouw was hem voorgegaan.
De leveranciers van Woestduin zijn mij ook nog allen welbekend.
Daar was o.a. de vischvrouw van Zantvoort die 2 maal 's weeks kwam om
haar visch te slijten en elke keer 2 halve kruiken zeewater meêbracht,
waarmede wij, kinderen, 's morgens op onze nuchtere maag tegen de
klieren vergast werden. Dat remedie schijnt geheel uit de mode geraakt
-28- te zijn, maar wij hebben er veel baat bij bevonden. Tegenwoordig gaat
men de iodium die in het zeewater zit aan badplaatsen uitwendig bij het
baden in zee appliceeren maar dat kost meer dan een paar kruikjes per
week en helpt minder!
De meeste leveranciers woonden in Bennebroek zooals de behanger
Rijfkogel en diens schoonzoon Wakker, de smid Ludestras, de timmer
man Munck. De koek werd ons gebracht uit Haarlem door iemand die
luisterde naar den poëtischen naam van Jan Zweethoofd, die uit den
eenen mand citroenen en eijeren verkocht en uit den anderen ameletten
koek Onze kapper, die ook al uit Haarlem kwam, heette Verbaarschot.
Ik herinner mij dat wij successief drie huisknechten hadden, die alle
drie een korte beschrijving waard zijn. Ik meen dat de eerste was een vol
bloed neger met den pompeuzen naam van Louis Lafleur Martave. Hij
was van Madagascar en beweerde dat hij de zoon van een der koningen
van dat eiland was. Zoo als alle negers had hij ook een bokkenlucht, het
welk vooral op heete dagen hinderlijk was, maar in weerwil daarvan had
hij een mooie blanke hollandsche vrouw getrouwd en daarbij twee mon
sters, een meisje en een jongen verwekt. De kinderen van 14 en 15 jaar
kwamen eens met hun moeder den vader op Woestduin bezoeken. Louis
kon met een kleine boog en dito pijltjes goed vogels raken en als wij hem
driftig maakten, dat nog al eens gebeurde, begon het negerbloed te
kooken en blonken zijn oogen gevaarlijk. Ik zie hem nog, nadat hij koorts
gehad had, op een snikheeten dag in den boomgaard van Woestduin in
de blakende zon zitten terwijl het zweet hem tappelend van zijn zwarten
kop droop. Hij genoot, denkend aan zijn heete Vaderland!
Hij werd opgevolgd door Jan Meyer, die als jongen van 19 jaren bij ons
in dienst kwam en van Mama leerde om aan tafel te dienen. Hij was een
aardige jongen met een knap gezicht en het was aan het diner ons stre
ven hem aan het lachen te brengen, hetgeen niet moeielijk was, want, als
hij achter Papa's stoel stond, trokken wij tegen hem de vervaarlijkste
gezichten, zoodat het nooit lang duurde of hij stond krom van het lachen.
Wij werden dan wel vermaand door mama om ons stil te houden, maar
Haerlem Jaarboek 2001