pering gallery, een verbazende klim en naar den Tower waar ik mij lang
ophield om van alles een kijkje te nemen. Ik kwam er uit, verontwaardigd
over de wreedheid der Engelsche Koningen. De aangenaamste herinne
ringen heb ik aan het British Museum, dat ik herhaalde malen bezocht
en waar ik altijd even hartelijk ontvangen werd door de vrienden van
Lardner, de Heeren Carpenter, die aan het hoofd stond van de afdeeling
voor platen, teekeningen, gravures enz. en door de Heeren Cannon en
Bullen die met Lardner in de afdeeling boeken werkten. Lardner was spe
ciaal voor de hollandsche, Zweedsche, Noordsche en Deensche boeken
en, zooals het mij bleek, zeer gezien om zijn kennis van talen en bemind
om zijn karakter en geest. Cannon was een lange bleeke man die ge
plaagd werd om zijn glimmende hoed en schoenen en mooie handschoe
nen; alle uiteinden van zijn lichaam waren schitterend maar hij zelf was
lelijk. Bullen was daarentegen een prachtige kerel met mooie bruine
oogen en hair en een prettige, vrolijke vent. De Heer Carpenter was al
een man op jaren met een kaal hoofd en scherpzinnig gelaat. Alle drie
kenden Papa persoonlijk en hadden het altijd over zijn verbazend veel
zijdige kennis en geestigen omgang. Het was daaraan te danken dat zij
mij zoo hartelijk bejegenden en ook omdat Lardner mijn Mentor was,
maar zij vonden het wel aardig dat ik zoo goed Engelsch sprak en veel
pleizier had in litteratuur en schilderijen, het laatste dank zij mijn om
gang met schilders uit Arti et Amicitia. Onder de hollandsche boeken zag
ik al de werken van Papa maar ook die van de oudere en nieuwere schrij
vers op elk gebied.
De Heer Dennys Senior, die wijnkooper was, bracht mij naar de reus
achtige London Docks, waar ik met hem in zijn wijnkelders daalde. Hij
liet mij daar een glas Diamond Port wine drinken, die mij heerlijk smaak
te, maar toen ik na in de gewelven rondgewandeld te hebben, weêr in de
buitenlucht kwam, zwaaide ik als een dronkenman.
In een van de comedies die ik bezocht, zag ik een fransche troep spe
len; de voornaamste acteur die optrad was de beroemde komiek Bouffé,
die eerst de Gamin de Paris en daarna de Grandpapa Turlututu speelde.62'
Hij deed mij denken aan onze komiek Rosevelt die ik als kind had
gezien; deze was de man die in 1813 met een oranje lint op het tooneel
kwam toen de Franschen nog in Amsterdam waren. Hij werd op het
tooneel gevangen genomen, maar enkele dagen daarna, toen de
Franschen gevlucht waren, in vrijheid gesteld.
Gedurende mijn kantoorleven bij Carp Co. waren mijn vrienden
voornamelijk Peter de Genestet, zijn neven Kruseman, zoons van den
kunstschilder J.A. Kruseman en Leonard en Herman Beels. Met Genestet
ging ik 's middags na kantoortijd wandelen naar Belvedere, een koffijhuis
CHRISTIAAN VAN LENNEP