van noodwoningen hadden inmiddels zo'n slechte naam gekregen, dat
geen woningbouwvereniging of particuliere verhuurder ze wilde huisves
ten. Toch verzette Reinalda zich op 29 juni 1927, toen er eindelijk over
plannen voor permanente woningen voor deze groep werd beraadslaagd,
ertegen om hen 'te bestempelen als anti- of a-sociale, sub-normale ele
menten. Er zitten helaas ook in goede woningen gezinnen die niet in staat
zijn woningen goed te bewonen.'
Plannen voor meergezinswoningen werden door het college afgewe
zen. Ook was het tegen concentratie van woningen in speciale com
plexen: 'Zoo'n buurt wordt daardoor geheel gedeprimeerd en de bewo-
ningstoestanden worden steeds slechter en slechter. De achterbuurten uit
de stad zouden op deze wijze binnen betrekkelijk korten tijd feitelijk wor
den verplaatst naar de nieuwe wijken.' Maar een motie van de commu
nist Peper om onverwijld plannen te maken voor de bouw van goede en
goedkope arbeiderswoningen met een lage huur werd aangenomen.
Woningbouwplannen
Dat onverwijld duurde nog even. Pas op 4 januari 1928 liet directeur
Dumont van Openbare Werken zijn wethouder weten, dat hij een 'eeni-
germate' geschikt terrein had gevonden. Het was 'gelegen nabij de
Gasfabriek, waar nu o.a. noodwoningen en woonwagens zijn geplaatst'.
Hier konden na verlegging van de spoorbaan zo'n zestig woningen
gebouwd worden. Op 12 september dat jaar vroeg men in de raad aan de
op die dag in functie tredende opvolger van Reinalda, Gerritsz, wanneer
een eerder toegezegd bad- en washuisje zou worden gebouwd. Niet veel
later boog de raad zich weer over een protest van omwonenden tegen
noodwoningen, dit keer die aan de Gedempte Schalkburgergracht. Maar
pas in mei 1929 kwamen de plannen voor de bouw van goedkope arbei
derswoningen eindelijk in de raad aan de orde.
Bij de Weltevredenstraat waren 64 woningen voor voormalige krot- en
noodwoningbewoners gepland. Op het terrein bij de Harmenjansweg
zouden 76 woningen en twee karrenbergplaatsen gebouwd moeten wor
den, én het beloofde bad- en washuisje. Ook waren er 22 woningen voor
'sociaal-achterlijken' gepland. De toch in complexvorm geplande huizen
voor krotbewoners waren 205 nv groot, hadden drie slaapkamers en een
plat dak. De bouwprijs van 2665 gulden betekende een huur van 4,85 gul
den. Het waren toeslagwoningen, bestemd voor 'financieel-zwakken':
gemeente en rijk zouden ieder twee kwartjes 'huursubsidie' per woning
verstrekken, zodat de huur onder de vier gulden kwam.
De woningen voor de sociaal-achterlijken moesten van het 'bungalow-
THEO KENTIE