kaart gemaakt kon worden. Maar op voorhand kon al vastgesteld worden
waar de probleembuurten zich bevonden: de oude binnenstad, de
Vogelenbuurt en het Thorbeckekwartier.
Ook op i december 1952 stelde wethouder Angenent een commissie in
om te onderzoeken hoe het zat met de jeugdzorg in het Thorbecke
kwartier. In oktober 1953 kon deze commissie rapporteren dat het her
opvoedingswerk, uitgevoerd door woninginspectrices, 'teleurstellende
ervaringen' had opgeleverd. Er was een nieuwe aanpak nodig die niet
beperkt moest worden tot de jeugd, want eventuele resultaten mochten
-124- niet teniet gedaan worden 'door de verdorvenheid of de verkeerde instel
ling van het huiselijk milieu'. Al het maatschappelijke en jongerenwerk
moest worden gecoördineerd om 'de grootst mogelijke stootkracht' te
bereiken. De gemeente diende echter zelf op de achtergrond te blijven,
want het gebrek aan normbesef van onmaatschappelijken uitte zich voor
al in afkeer van de overheid.
Het hele Thorbeckekwartier, inclusief de officieel niet erbij horende
woningen aan de Harmenjansweg (waardoor er voortaan ook werd
gesproken van de Harmenjansbuurt), diende aangepakt te worden,
omdat er geen zicht was op de verschillende gradaties van onmaatschap
pelijkheid. Het ging om 165 gezinnen met ongeveer 640 kinderen. De
conclusies van dit rapport leidden op 10 mei 1954 tot de oprichting van de
Stichting Bijzondere Sociale Zorg en Maatschappelijk Buurtwerk
Haarlem.
De Stichting
Al in februari was de pers op de hoogte gesteld van de aanpak van het
buurtje. Nadrukkelijk werd gevraagd er niets over te schrijven. Het Haar
lems Dagblad ging echter in de fout. Op 17 februari kopte het: 'Eens
gezind begint maatschappelijk werk in Harmenjansbuurt', en meldde
daarbij doel en inhoud van het werk. Deze blunder maakte de krant goed
door een voetbalwedstrijd te organiseren tussen pers en raadsleden,
waarvan de opbrengst (85 gulden) het startkapitaal van de Stichting
vormde. Voortaan werd in de dagbladen vooral gezwegen over het wijk
je en zijn bewoners.
Burgemeester Cremers werd voorzitter, pater Duynstee secretaris van
het bestuur. Het bestuur begon met een kijkje te nemen in de wijk. Een
van de inmiddels daar al werkzame maatschappelijk werksters zorgde
voor 'een onopvallende rondleiding'. Op 23 juni was er een bijeenkomst
met de bewoners in de kantine van de Droste-fabriek. De buurtbewoners
kregen te horen, dat de Stichting was opgericht omdat de gemeente meer
Haerlem Jaarboek 2002