nog te zien. De vormen van een natuurstenen toren werden nagebootst
in hout en daarna met lood bekleed. Dit was om toch de indruk te wek
ken van een stenen toren. De huidige toren werd tussen 1518 en 1520
gebouwd. Het is een zeer rijk geornamenteerde vieringtoren, die uniek is
in zijn soort vanwege zijn grootte. Door de jaren heen is de toren uiter
aard diverse malen gerestaureerd. Maar ondanks het in de loop der jaren
uitgevoerde onderhoud, laatst in 1967, was het toch noodzakelijk om nu
alweer een restauratie uit te laten voeren.
De voorgaande restauratie is uitgevoerd tussen 1963 en 1968. Toen is
de gehele loodbekleding vervangen en al het houtwerk aan de buitenschil
vernieuwd c.q. hersteld. Ook is toen het houtwerk van de derde lantaarn,
de koningstijl en de ui vernieuwd. Uiteraard zijn de werkzaamheden,
naar de kennis die toen aanwezig was, goed en doordacht uitgevoerd. Dat
neemt niet weg dat men reeds na circa tien jaar moest constateren dat het
lood op diverse plaatsen vrijwel volledig weggevreten was door het vrij
gekomen azijnzuur (ook wel looizuur genoemd) uit het eikenhout. Dit
looizuur zet lood om in loodwit. Vooral op plaatsen, zoals de onderein
den van de wandpinakels en van de steunberen, waar het lek- en con-
densatievocht zich kon verzamelen was het lood vrijwel volledig wegge
vreten. Het tijdens de laatste restauratie aangebrachte lood was boven
dien zeer strak om de houtconstructie gedreven, omdat het moest gaan
lijken op een uit natuursteen opgebouwde toren. Aan het vrijkomen van
het looizuur en het te strak om het houtwerk gedreven lood wijt men de
snelle afbraak van het lood. In de jaren tussen 1980 en 1998 is veel onder
zoek gedaan naar de oorzaken van de aantastingen. Ook zijn toen al
delen van de loodbekleding aan de toren vernieuwd.
Bij het begin van de restauratie werd beslist dat er, waar mogelijk, fels-
naden in plaats van soldeernaden zouden worden aangebracht, zodat de
werking van de loodbekleding beter werd ondervangen. Ook zijn con
structieve wijzigingen aangebracht aan het uiplat en de platten van de
derde en tweede lantaarn. Eveneens zijn de overlappen vergroot en wer
den onder de overlappen felskanten aangebracht ter voorkoming van de
capillaire werking en tegenhouden van opgestuwd regenwater. Het lood
is nu minder strak om het houtwerk gedreven zodat een betere afvoer van
het condensatievocht en eventuele lekvocht wordt verkregen. Verder is
aan de achterzijde van het lood een aluminium-bitumenverf als extra
beschermlaag aangebracht. Hiermee was men ongeveer tien jaar geleden
begonnen en dit had goede resultaten laten zien. Allemaal verbeteringen
die een uitermate goede bescherming voor de toekomst zullen bieden.
De meest indringende vraag was waarom het houtwerk zelf niet werd
beschermd. Waarom werd het houtwerk niet gemenied of gegrond? Het
Haerlem Jaarboek 2002