gekomen en zijn bijvoorbeeld de vloeren weer veilig beloopbaar.
Het technisch onderzoek bood ook de mogelijkheid om onze kennis
van de historische opzet van het pand vrijwel te completeren en te toet
sen aan de resultaten van archiefonderzoek. Dit pand heeft evenals de
naastgelegen huurpanden oorspronkelijk bestaan uit een kort voorhuis
(ca. 6,5 meter diep) en een bijna vierkant achterhuis, gescheiden door een
binnenplaatsje. Onder beide bouwdelen bevinden zich kelders. Bouw-
sporen en balklaagindelingen bevestigen deze zienswijze. De kelder van
het achterhuis is volledig intact aangetroffen. Hier zijn de wanden gedeel
telijk betegeld en de vloer is van plavuizen voorzien. De gemetselde toe- ~239_
gangstrap is nog grotendeels aanwezig en zelfs het water in de waterput
ziet er nog fris en drinkbaar uit. De kelder van het voorhuis is naar ver
luid wel aanwezig maar volgestort met puin. Gelet op de aard van het
materiaal, dat bij de bouw van het pand is gebruikt, mag aangenomen
worden dat het voor een deel afkomstig is van de sloop van het Karme
lietenklooster. De (gedeeltelijke) sloop van dat klooster rond 1578 valt bij
benadering samen met de bouw (of herbouw) van het pand, Spekstraat
10. Bij veel van het toegepaste hout is sprake van hergebruik. Balken, spo
ren en spanten vertonen tekenen van eerder gebruik, zoals inkepingen
voor kinderbinten (kapspanten), pengaten en sleuven ten behoeve van
houtverbindingen (balklagen en gordingen) et cetera. Bijzonder is een
spant met aan weerszijden een verdikking in de vorm van een laatgotisch
sleutelstuk met peerkraalmotief.
De houtconstructie - spanten en balklaag van de tweede verdieping -
is van oud eikenhout. De grenen balklaag van de eerste verdieping da
teert uit een latere tijd. Voor het nokgebint is bij de bouw nieuw eiken
bout gebruikt en de maatvoering ervan is betrekkelijk licht. De aanwezi
ge kap is van het Oudhollandse type met sporen, bestaande uit een moer-
gebint met krommers en korbelen, daarop een schaargebint en tot slot
het nokgebint De dakhelling is groot namelijk circa 70 graden aan de
voorzijde en 65 graden aan de achterzijde (vanwege de grotere breedte).
De noordelijke kloostermuur van het voormalige Karmelietenklooster
grensde aan de achterzijde van de erven van de panden langs de
Spekstraat. Wellicht dat de nu nog aanwezige hoge muur daarvan een
overblijfsel is. De kaart van Thomas Thomasz. uit 1578 brengt de situatie
van vóór de confiscatie en sloop van het klooster door het stadsbestuur
in beeld. De huisnaam 'de drije cooltgens' keert bij de verkoop in 1645 in
de akte terug, maar in 1682 wordt gesproken over 'de drie Buyskolen'
(deze naam wordt in Twente nog steeds gebezigd voor de bloemkool). Bij
een transportakte van een half jaar later vindt een splitsing van de nrs. 10
en 12 plaats door de verkoop van nr 12. Bij deze verkoop wordt het vol-
MONUMENTENZORG