Zij werden gerekruteerd uit de "bequame vrijgesellen, soo verre die
te becomen" waren; huwden zij, dan verloren zij hun rang.'2)
Boudewijn van Offenberch staat ook op een prent uit 1623, vervaardigd
door H. van Scheyndel naar een tekening van Pieter de Molyn (1595-
1661), ter herinnering aan de tocht naar Hasselt in 1622.Officieren en
manschappen van de troep die naar Hasselt afreisden, waren gerekru
teerd uit drie vendels van de schutterij van Sint Joris en drie vendels van
de Cluveniers. Zij werden aangevoerd door burgemeester Aernout
-84- Druyvestein die hiervoor werd 'beloond' met een benoeming als kolonel
van de Sint-Jorisschutterij. Onder de twaalf portretmedaillons boven
aan de prent is Boudewijn de tweede figuur van rechts.5'
Schutterijen en netwerken
Haarlem kende twee schutterijen, de Oude Schuts of Sint-Jorisdoelen en
de Cluveniers- of Sint-Adriaansdoelen. De Sint-Jorisschutterij kende
aanvankelijk twee vendels, maar in 1612 werd een derde vendel opgericht
en in 1657 zelfs een vierde. Ieder vendel was onderverdeeld in vier kor
poraalschappen en die correspondeerden met de buurten van de stads
wijk. De vendels waren genoemd naar de kleuren van de Statenvlag. Per
vendel was er een aparte vaandeldrager, die voorop liep wanneer de
schutterij erop uittrok. De vaandels van de Sint-Jorisschutterij hadden
roodwitte banen met een blauwgeel geblokt bovenveld: in het midden
prijkte het wapen van Haarlem. De officiersfuncties, geldend voor drie
jaar, werden meestal bekleed door leden van de stedelijke elite, dikwijls
kooplieden en brouwers, en vaak komen dezelfde namen voor van voor
aanstaande of welgestelde Haarlemse families. Aankomende regenten of
hun zonen bekleedden het ambt van vaandrig of luitenant.6) Zij werden,
in tegenstelling tot de officieren, benoemd voor onbepaalde tijd, mits zij
ongetrouwd bleven.7)
Aanvankelijk kregen de Vlaamse en Duitse immigranten nauwelijks toe
gang tot openbare ambten of officiersrangen in de schutterij. Dit gold
kennelijk niet voor vaandeldragers, want Boudewijn van Offenberch was
wel degelijk een immigrantenzoon.
Hij werd op 3 juli 1590 te Haarlem geboren als zoon van de gefortu
neerde Antwerpse lakenkoopman Pieter van Offenberch. Zijn moeder
was jonkvrouwe Maria van Loo, dochter van Boudewijn van Loo (1520-
1596) en Jacomina van Kerckwerve, afkomstig uit een gerenommeerd
Fries geslacht. Doopgetuigen waren grootvader Boudewijn van Loo en
tante Ursula van Offenberch, een zuster van zijn vader. Josine van Kerck-
Haerlem Jaarboek 2004