en bestuurder van de Nederlands-Israëlitische Gemeente Haarlem. Gedurende de bezetting, voor én tijdens zijn onderduikperiode, was Jules gaan schilderen, aanvankelijk onder het toeziend oog van zijn leermeester, de alomtegenwoordige Kees Verwey. Het ging hem heel behoorlijk af, en na de bevrijding vervolgde hij zijn schil derlessen bij H.F. Boot. Hij toog naar Frankrijk, waar hij in contact kwam met Deense en Franse kunstenaars. Zijn palet werd lichter, zonniger, speelser - hoe kan het ook anders in La douce France. Deze contacten en ervaringen luidden zijn 'bevrijding' in van het sobere, introverte realisme dat zijn werk tot dan toe kenmerkte. Via de beeldhouwer Ossip Zadkine belandde hij in het Parijse galerie circuit. Een nieuwe toekomst gloorde. Terug in Haarlem was hij betrokken bij de oprichting van het kunstenaarsverband De Groep, samen met onder andere Frans Funke en Poppe Damave. Hij was actief in Teisterbant. Met zijn vrouw Polly betrok hij een oud, have loos pandje in de binnenstad, aan het Klein Heiligland, en toverde dit om tot zijn woonhuis en atelier. Polly richtte er met haar vrien din Eva Bendien een glanzende galerie in, Galerie Espace. Jules hing er ook wel eens wat van zich zelf in op. Maar meer dan met zijn schilderijen bouwde hij in de jaren zestig en zeventig aan een reputatie als maker van reusachtige wan- dobjecten - of liever gezegd: hele wanden - van plaatstaal en glas, gemaakt in de zogeheten glas-in-staaltechniek. Verschillende bedrijven klopten bij hem aan voor dit soort monumentale kunst, zoals De Nederlandsche Bank, Fokker, de ndsm en het in Haarlem gevestigde Merck, Sharp Dohme. Hij stopte ermee omdat het fabriceren van dergelijke werken fysiek voor hem te belastend werd en hij weer vrij werk wilde gaan maken. Wat hij met zijn gebonden werk deed was nieuw, en ook zijn schilderwerk drukte het geloof in veranderende tijden uit, hij sloot er min of meer mee aan bij inter nationale ontwikkelingen in de abstract-organische kunst. Wat dat aangaat vormde hij een mooi koppel met zijn echtgenote Polly, die met haar pionierswerk in de galeriewereld evenzeer een lans brak voor de vernieuwing. Maar ach, dat verleden. Het bleef hem achtervolgen. Was het niet 's nachts, in zijn nachtmerries, dan was het wel overdag, op straat, als hij degene tegenkwam waarvan hij zeker meende te weten dat hij verantwoordelijk was voor de dood van zijn vader, moeder, twee van zijn zusters en zijn broer in Auschwitz. Behalve Jules wist alleen zijn zus Selma aan de vervolging te ontkomen. Jan Nederkoorn, hoofd van de wa afdeling van de nsb in Noord-Hol- NECROLOGIEËN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2007 | | pagina 261