wege deze belangrijke bijdrage aan het historisch erfgoed van de stad de Penning van Verdienste van de stad Haarlem uitgereikt, een eerbewijs dat hij zeer heeft gewaardeerd. Na een kort ziekbed is Bert van Voorden op 89-jarige leeftijd in verzorgingshuis Zuiderhout overleden. Loes Vroom 26 april 1952 - 7 januari 2007 Een necrologie over Loes schrijven is gelijk aan afscheid nemen van Haarlem. Monumenten zorg, Vereniging Haerlem, Haarlem, Loes en Bart; het was allemaal zo met elkaar verbon den. Wij staken veel energie in de gemeente lijke monumentenzorg, waren beiden in gemeentelijke dienst toen deze monumenten zorg haar hoogtepunt bereikte en we maakten helaas ook mee dat de vijftigjarige gemeentelijke monumentenzorg volledig ontmanteld raakte. Deze necrologie is daarom ook een beetje een verhaal over ons beiden en de gemeentelijke monumen tenzorg. Loes werd als Louise Joanna Helena op 26 april 1952 in Gouda geboren als oudste dochter van het gezin L.G. Vroom. Later volg den een broer en twee zusjes. Door het werk van haar vader, hij was chemicus, verhuisde het gezin Vroom een aantal keer. Eerst naar Joure in Friesland, waar Loes de lagere school volgde, De Meern en tenslotte naar Nederhorst den Berg. Loes volgde het Gymnasium aan het Alberdingk Thijm College te Hilversum. In 1972 haalde zij haar eindexamen Gymnasium B en begon aanslui tend met de studie Kunstgeschiedenis (Prof. Dr. H.R. Rookmaaker en Prof. Mr. Dr. C.A. van Swigchem) aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Daar leerden wij elkaar kennen en besloten in het voorjaar van 1973 te gaan samenwonen in het huis in de Kleine Houtstraat. 'Bart en Loes' werd een begrip. Loes had een open en hartelijk karakter, was een vrolijke en intelligente meid. Op per soonlijk vlak was ze redelijk gesloten. Ze had brede belangstelling en veel hobby's. Wij beiden volgden de bijvakken Klassieke Arche ologie en Historische Geografie, eveneens aan de Vrije Universiteit. TON VAN VOORDEN NECROLOGIEËN 267

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2007 | | pagina 269