m Ifei),. VARIA OP DEN ZWANENZANG l Mr. WILLEM BILDERDIJK. EEN KRANS OM DEN GEDENKSTEEN. TE PLAATSEN IN ZIJN VOORMALIG WOONHUIS TE HAARLEM. 7 JULI 1885. Opgedragen aan den „Kunstenaarskring" te Haarlem J. J. V A N M A A S. Waar nog 't Sparenals voor jarenlang» liaar bochtige oevers vliet. Wat me op aarde twijfel baarde, weemoed, wrevel, any en schroom: Bato's toren, als te voren, daar omhoog rijst in 't verschiet, 'k Zie het heden in 't verleden als voorbijgegane» droom. Op die martplaats, op «w hartplaats. Haarlem, dat ik nauw herken! Al dat lijden, al dat strijden, al dat worst'len met mijn lot, i Staat, nog heden, als verleden, 't hnis waar ik ontslapen ben. Mat mij neerboog, wat mij griefde,'t werd bestuurd door wijze liefde, Daaromeenwig dank zij God Nu niet langer droeve zanger, die slechts weemocilstonen kweelt. Nieuw geboren,leid ik koren met ««en eeuwge jeugd bedeeld. 1 De geplaagde, de gejaagde, .Ie miskende door zijn tijd, 'k Zie de keten der planeten, afstand, wicht en baan bepaald, Is niet langer vecge zanger, mikpunt van den vuilcn nijd. 'k Zie hun wentlend revoleeren'k zie de kreitsen gravitecren. Al die slagen, al die plagen, al dat smachten naar het end. Door veelkleurig licht bestraald! Was ten leste toch ten beste, zoonis Kén het beste kent. Prachtig vuurwerk, 's hemels uurwerk, dat op diamanten draait Als (K-dolven door de golven, greep onzichth're hand mij aan: Zonder wrijting, winder slijting om geheimvol centrum zwaait. 'k Was nu waardig, 'k was nu vaardig om op huoger school te gaan. Hoe 'k eens morde: stoorlooze orde heerscht als grondwet van 't heelal. Uit die lustplaats, uit die rustplaats waar ik heerlijk loon geniet. Zoo min starren zich verwarren, W8rt zich 's menschen lotgeval! Zie ik weder vluchtig neder "t oord, dat ik reeds lang verliet. Welk een luisterlicht en duistereeuwig heerlijk heileontrastWaar nog 't Sparenals voor jarenlustig langs haar oevers vliet Dat zij 't wisten, wijze of christen, tobbers met hun kleine last! En de stad in wijder kringen zich met parken ziet omringen Dat zij 't wisten, die nog twisten,'t wisten, alle heeralen door: En het duin blinkt in "t, verschiet, „Wat voorbijgaat, wat er worde, schepping, eeuwig is uw orde. Staat gij hellenals verleden, woning in herinii'ring rijk. Wet noch stofje gaat te loori" Op die martplaats. Haarlems' hartplaats, woonde Waj.ni Bii.ukrduk. Maaroch hemelwat gewemel In dat stil eu deftig huis, Wuar ik eens met stille zinnen Oefning had met zanggodinnen, Heerscht nu onverpoosd gedruiseh. Schotels rookonheeren smoken 'k Ruik tabak en wijn en bier 't Is rumoer van tafelsstoelen Riist'loos door elkander woelen Tuimelgeestwat maakt gij hier? CfJnkt 4jr 0'. If lïori'. tr tlmartr». Het gedicht van J.J. van Maas. Speciaal gemaakt ter gelegenheid van de plaat sing van de gevelsteen. (Collectie Noord-Hollands Archief) A. G. VAN DER STEUR l8l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2009 | | pagina 183