luk' (en zo zag het er in het licht van
zijn eigen voorgaande plattegronden
ook wel uit), maar hij werkte loyaal mee
aan de uitvoering.
'Alles moest ontzettend snel', zei hij
in een interview bij gelegenheid van
zijn afscheid in het Haarlems Dagblad
van december 1984. Te snel, achteraf
gezien. Met zijn grote relativeringsver
mogen probeerde hij soms het tempo
wat af te remmen, wat hem bij zijn
medewerkers wel eens de bijnaam
'haastnooit' bezorgde. Maar de lokale
en landelijke politiek wilde in hoog
tempo grote aantallen goedkope, dus
sobere, woningen. Het ging om volks
huisvesting, 'architectuur' telde in die
jaren eigenlijk niet mee.
Terwijl in Haarlem - Noord nog
volop nieuwbouw werd gepleegd (zoals
in Sinnevelt en Delftwijk), vroeg vanaf begin jaren zestig ook de be
staande stad steeds meer aandacht. Dat begon met de kaalslag op het
Stationsplein, de uitplaatsing van bedrijven uit de binnenstad en de
gelijktijdige groei van de Waarderpolder als bedrijventerrein. In 1962
verscheen als uitvloeisel van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van
i960, het 'Structuurplan' voor de stad, een 'beleidsvisie voor de komen
de 25 jaar'. Dat verliep nog betrekkelijk glad. Maar tegen de daaruit
voortkomende saneringsplannen voor de oude buurten kwamen direct
felle protesten. Juist vanuit zijn professionele kijk op de plannen had
Haasnoot grote moeite met de buurtacties, en liet hij de confrontatie
aan zijn medewerkers over.
Eindjaren zeventig kondigden de eerste bezuinigingen zich aan, die
aan Openbare Werken niet voorbij gingen. Haasnoot voelde zich zeer
verantwoordelijk voor zijn personeel en voor de professionele kwa
liteit van de Dienst. Toen in 1984 een grote reorganisatie op til was,
koos hij ervoor - na de stad ruim dertig jaar te hebben gediend - met
vervroegd pensioen te gaan. In genoemd afscheidsinterview waar
schuwde hij voor het wegsijpelen van deskundigheid in de Dienst en
het ambtelijk apparaat in het algemeen en voor de 'veronderstelde fi-
NECROLOGIEËN 2J?