lemsch schoone omstreken waarin hij zich een tijd lang vestigde, ver
schaften hem wat hij behoefde.18' Zoo bragt hij zich door eigen oefe
ning tot het standpunt, waarop wij hem eenige jaren later aantreffen.
De eerste lauwer dien hij voor het oog der wereld plukte was de groote
zilveren medaille die hem in 1839toen hij 22 j aren oud waste 's Herto
genbosch door de Koninklijke school voor nuttige en beeldende kun
sten werd toegekend voor een ter mededinging ingezonden schilderij,
een landschap bij winter. Tusschen 1840 en 1843 deed hij eene kunstreis
in Duitschland [afb. 2,4] en Belgie, bestudeerde vooral de heerlijke na-
tuurtafreelen aan de Dussel en de Aar19' en bragt van daar een voorraad
van schetsen mede, die hem geschikte bouwstoffen voor zijne schilde
rijen opleverden.20' Na zijne terugkomst zag men berg en rotsachtige
tafreelen van zijne hand, en vervaardigde hij een vergezigt, dat den lof
van alle kunstkenners wegdroeg en hem de gouden medaille van het
Genootschap Felix Merites te Amsterdam deed verwerven. Van nu aan
werd zijn naam overal genoemd, kreeg hij meer en meer bestellingen
en het ontbrak hem niet aan prikkels voor zijne jeugdige eerzucht.
Die zich in het midden der schilders wereld heeft bevonden, zal daar
wel eens hebben hooren zeggen, wat ook door de ondervinding is be
vestigd, dat bijna ieder schilder na een zekeren tijd van manier veran
dert en het penseel der ouderen van dagen een onderscheid aanwijst
met hetgeen op jeugdiger leeftijd door hen is vervaardigd. Het is zelfs
een niet ongewoon verschijnsel, dat de verandering in de behandeling
van het penseel de hand minder geschikt maakt om stukken te voor
schijn te brengen, die in de vroegere reeds afgelegde manier zijn ver
vaardigd. Of iets dergelijks bij Lieste heeft plaats gehad durven wij niet
beweren. Zijne ontwikkeling was niet door schokken gekenmerkt,
maar hoewel de vooruitgang van Liestes penseel behandeling vrij ge
leidelijk is geweest, kunnen wij echter niet ontkennen, dat ook hij eene
periode is door gegaan, die in groote mate invloed heeft gehad op zijn
werk. Eene teekening, waarschijnlijk omtrent zijn 25ste levensjaar ver
vaardigd, is ons voorgekomen bijzonder fijn en uitvoerig te zijn, doch
hoewel voortreffelijk en verheven van opvatting, merkbaar verschil
lende van den eigenaardigen lichtgloed, dien men 10 jaren later in zijn
werk aantreft. Bedriegen wij ons niet, dan dragen wij kennis van eene
bijzonderheid die den sleutel van dien overgang aanbiedt.
In het jaar 1849 stelde hij op de Haagsche Tentoonstelling twee land
schappen ten toon.21' Een daarvan had eene goede plaats in de eerste
zaal. Menigeen heeft bij dat stuk stilgestaan met zich zeiven oneens, of
JAARBOEK HAERLEM 2009