de voorstelling hem voldeed; maar ook menigeen is door de stoute greep van den schilder met bewondering vervuld. De zon bevond zich daarop even boven den horizont in het midden van het tafreel over eene opene vlakte, zoodat men haar om zoo te zeggen in het aangezigt zag; voorzeker eene poging die mislukken moest. [afb. 4] Het is den sterveling niet vergund met een ongewapend oog in de zon te staren en onmogelijk om het op doek of paneel weêr te geven. Des niettemin had zijne schilderij onmiskenbare verdiensten, en vond spoedig een koo- per. Nog lang daarna zijn vele stukken in dat genre door hem geschil derd waarbij hij evenwel het juiste inzigt had om de zonneschijf ten deele door een tak of ander voorwerp te bedekken. Deze voorstellingen vonden doorgaans gereeden aftrek; maar de studie dezer nieuwe schepping van zijn penseel was voor hem in een ander opzigt belang rijk. Als kunstenaar had hij een doel bereikt door het licht te vinden dat op zulk een moment een landschap beheerschen moet. De nieuwe op vatting hielp hem om aan zijn tweeden en derden grond,22) waarin hij zoo uitmuntend slaagde, warmte en gloed medetedeelen, en toen die phase zijner ondergaande zonnen voorbij was en hij zich op bene velde gezigt einders begon toeteleggen bleef de invloed dier studie in zijne schilderijen niettemin duidelijk merkbaar. Wij kunnen dit zijn schoonste tijdperk noemen, en weten niet, wat wij daarin het meest moeten bewonderen; de gloeijende toon zijner heide vlakken, zachte glooijingen en heuveltoppen of de eigenaardige dennen en sparren waarin hij door niemand is overtroffen, [afb. 3,7] Een goed geslaagd landschap bij maanlicht is ons onder de oogen gekomen te vinden bij den Heer van Bommel te Haarlem, doch de maanlichten behoorden niet tot zijne roeping en waarschijnlijk zullen er weinigen van dien aart van hem gevonden worden.23) In 1853 bezocht Lieste de Rijnstreken in Zwitserland en beklom de Rigi, waaraan enkele fraaije schilderijen hunnen oorsprong te danken hebben [afb. 8, 9]; maar in den regel vond hij de Zwitsersche tafreelen te kolossaal en te breed en keerde spoedig tot zijne Geldersche land schappen terug.24) Later treffen wij hem een tijd lang te Oosterbeek aan en weinige maanden voor zijn overlijden door wandelde hij met zijn schetsboek de Twentsche streken. Gedurende zijn geheelen loopbaan was hij een getrouw beoefenaar der natuur. Als een andere Claude Lorrain25) voelde hij zich in haar midden te huis en was zijn ontvankelijk gemoed steeds geopend voor de weldadige indrukken die den gevoeligen mensch, als een voor- ANTOON ERFTEMEIJER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2009 | | pagina 51