lijke gebouwen. Dat lijkt erg prozaïsch, maar de gemeente bezat natuur
lijk ook een aantal belangrijke monumenten en juist daarmee ging Jon
gens zich al gauw bezighouden. Dit bleek een kolfje naar zijn hand. Op
het terrein van de monumentenzorg heeft Jongens zich volledig kunnen
ontplooien. Een van zijn belangrijkste projecten werd het stadhuis. Het
stadhuiscomplex was al decennia dringend aan restauratie toe, maar in
de crisisjaren en de oorlog was dat er niet van gekomen. Het initiatief
om te komen tot een restauratieplan werd in 1952 door Hans Phaff geno
men, die in dat jaar tot gemeentesecretaris van Haarlem was benoemd,
een functie die hij tevoren in Delft vervulde. Phaff was een man die veel
belangstelling voor geschiedenis en monumenten had. Het stadhuis van
Haarlem zou zijn grote liefde worden, een liefde die hij zou delen met
Jongens.
In 1953 stelde Phaff een stadhuiscommissie in, waarvan hij zelf voor
zitter werd, met als leden de directeur van het Frans Hals Museum H.P.
Baard, de stadsarchitect ir. H.A. Breuning en Pieter Jongens. Na jaren van
voorbereiding gaf de gemeenteraad in 1955 de architect Kees Royaards
opdracht tot het ontwerpen van een algeheel restauratieplan voor het
stadhuiscomplex. Dit werd in 1961 aan de raad gepresenteerd. Door het
ijveren van Phaff was het plan uitgegroeid tot een boekwerk met veel
aandacht voor de historische ontwikkeling van het complex en met een
uitgebreide documentatie. De auteurs waren Phaff, Royaards en Jongens.
Inmiddels was in 1956 een gemeentelijk bureau Monumentenzorg op
gericht, onder leiding van Corneille Janssen, oud-directeur van de Bond
Heemschut. Piet Jongens ging al snel deel uit maken van dit bureau, dat
in 1958 verhuisde van de Jacobijnestraat 24, waar Openbare Werken was
gehuisvest, naar de Gedempte Oude Gracht 41-43. Toen in 1969 de dienst
naar Koningstein aan het Zuider Buitenspaarne verhuisde en Janssen
naar elders vertrok, werd Jongens het nieuwe hoofd Monumentenzorg,
wat hij tot zijn pensionering in november 1978 is gebleven. In de bijna
dertig jaar dat Jongens van doen heeft gehad met de Haarlemse monu
menten, is enorm veel tot stand gebracht. Honderden restauraties heeft
hij begeleid.
Jaarlijks deed hij daarvan uitgebreid verslag in het Jaarboek Haerlem.
Jongens hechtte aan zorgvuldige restauratie, door goed opgeleide vaklie
den, op grond van gedegen bouwhistorisch onderzoek, met veel respect
voor het bestaande. Vasthoudend was hij ook. En dit alles met als basis
een grote liefde voor zijn geboortestad en zijn vele waardevolle oude ge
bouwen. Kortom: een ideale monumentenzorger!
206 HAERLEM JAARBOEK 2010