2 januari
Vandaag is kapitein Jorge teruggekeerd; ik had u al geschreven over de re
den van zijn vertrek. Hij heeft 30 vijanden gedood en bracht er vijf levend
mee ons kamp in. Hij zegt dat die vent van Oranje tot nu toe 13 vendels
bij elkaar gebracht heeft, allemaal Brabanders en Vlamingen... en als dat
klopt, dan is dat inderdaad een behoorlijk groot leger.
Wij verrichten hier bijna het onmogelijke want behalve dat we hevig
lijden door de vreselijke koude en het gebrek aan voedsel, staan wij van de
achtenveertig uur er achtentwintig op wacht. We hebben dan ook nauwe
lijks tijd om voor ons levensonderhoud te zorgen. God sta ons bij.
Ze zeggen dat de heer van Cressionière op sterven ligt en dat doet ons
allen oneindig veel verdriet. Zijne Majesteit verliest met hem daadwerke
lijk een zeer goede vazal en een zeer goed soldaat.
Men zegt dat don Fadrique Gaspar de Robles heeft laten roepen met het
dringende verzoek om 1.000 man mee te brengen.
Men zegt ook dat er 14 vendels Walen worden verwacht.
5 januari
De situatie hier is niet veranderd en tot nu toe zijn er geen beschietingen
meer geweest. Ook is er nog niet één kanon opgesteld. Van de zes gevan
genen die kapitein Jorge heeft meegebracht zijn er vier opgehangen. De
andere twee heeft men vrijgelaten omdat zij uit Antwerpen afkomstig
waren.
Het lijkt wel of de Heer ons voor onze zonden wil kastijden, want nu
onze loopgraaf dan eindelijk over de stadsgracht heen tot aan het rave
lijn is aangelegd, is het vandaag, op 5 januari, sterk gaan dooien zodat de
loopgraaf, die op het ijs ligt, straks naar de bodem van de gracht zinkt. En
als wij de afgelopen dagenal was de stad duizend maal sterker dan wij,
hadden wij haar toch kunnen innemen want het ijs op de gracht was toen
zo dik dat het geschut erop geplaatst had kunnen worden.
Na de eerste zware bestorming van 20 december 1572 zijn er geen beschietingen
meer geweest; bij die gelegenheid hadden de Spanjaarden letterlijk al hun kruit
verschoten. Pas op 8januari 1573 konden de beschieting hervat worden.
De bestorming van 20 december werd, tegen het advies van andere officieren
in, doorgezet omdat onder andere artïlleriemeester De la Cressionière don Fadri
que er op had gewezen dat het leger niet voldoende munitie had om het vuren
nog lang te kunnen volhouden. Het buskruit, een grote hoeveelheid kogels en
een aantal kanonnen waren namelijk in Utrecht achtergebleven en men raadde
HAERLEM JAARBOEK 2010