Er waren meer critici van het Spaanse beleid in de Nederlanden. Pedro Canales,
de secretaris van de hertog van Medinaceli (zie ook noten 15 en 16) beschreef
in een brief van 24 juni 1572, geschreven kort na hun aankomst in Brussel en
gericht aan secretaris Gabriel de Zayas, de deplorabele situatie die zij in de
Nederlanden aantroffen. Delen van deze brief zijn in cijfercode. Het slechte
nieuws werd dus versleuteld. Ook in de paragrafen uit de brieven van de
Spaanse kapitein staan zinnen in cijfercode.
Voorts bevat de Collectie een kritische brief die secretaris Estéban Prats vanuit
Brussel aan de koning richtte (gedateerd 30 november 1572). Prats brengt hierin
onverbloemd het geweld van de Spaanse soldaten tegenover de bevolking
onder de aandacht. Hij verontschuldigde zich tot slot uitgebreid voor zijn
directheid maar voelde zich toch gedwongen de koning te waarschuwen voor
een mogelijke teloorgang van de Nederlanden als gevolg van het Spaanse
wangedrag. Prats was gehuwd met een Vlaamse vrouw en voelde zich
verbonden met de Nederlanden, (codoin 75:123-129).
De Spaanse koeriers die op 31 januari 1573 de post vanuit Haarlem naar
Nijmegen brengen, werden onderweg overvallen. De post die zij bij zich
hadden, waaronder dus brieven van de kapitein, kwamen via een omweg bij
het Haarlemse stadsbestuur terecht. Eén van de onderschepte brieven heeft
Willem Jansz. Verwer in zijn Memoriaelbouck opgenomen; de schrijver ervan is
Steven Dynara, een secretaris van don Fadrique.
Verwer geeft tevens een aantal fragmentjes, eveneens van brieven uit het
Spaanse kamp, gedateerd 29 en 30 januari 1573. Het is aannemelijk dat dit
fragmenten zijn uit brieven van de hand van de kapitein.
Op 6 februari, hij weet dan dat zijn brieven zijn onderschept, schrijft hij zijn
verhaal opnieuw op voor zijn vriend; blijkbaar is het belangrijk dat deze toch op
de hoogte gesteld wordt van de gebeurtenissen.
Juan de la Cerda, hertog van Medinaceli (1540-1594) werd in september 1571
door Philips 11 benoemd als opvolger van de hertog van Alva die herhaaldelijk
had aangegeven van zijn taken in de Nederlanden ontheven te willen worden.
Medinaceli was van 1571 tot 1573 gouverneur-generaal van de Nederlanden
maar werd, eenmaal in Nijmegen aangekomen, voortdurend door Alva
tegengewerkt. De koning riep hem in juli 1573 terug naar Spanje.
Van Pedro Canales zijn mij tot nu toe geen biografische gegevens bekend. In
de Collectie zijn een zestal brieven van zijn hand opgenomen, en één brief die
aan hem is gericht. In een brief aan Philips' secretaris Gabriel de Zayas wordt
lovend over Canales gesproken. Canales komt in deze epistels naar voren als
een wat oudere heer en een nauwgezet werkende en toegewijd secretaris. Uit
een brief van 26 februari 1573 aan secretaris Zayas (codoin 36:165-167) blijkt
BARBARA KOOIJ