over zee hebben ondernomen om daarna in het negentienkoppige kin
derkoor te zingen. David wordt in 1565 vermeld als een van de enfants qui
restent'. Waarschijnlijk door stemmutatie komt er een einde aan deze pe
riode. In 1570 wordt David als een van de vier koorknapen genoemd qui
furent renvoyés aux Pays-Bas pour y faire leurs grandes étudesTe oor
delen naar de prebendes die David later als gebaar van dank verleend wer
den door Philips 11 en Margaretha van Parma moet hij een gewaardeerd
zanger zijn geweest. Zo zou hij worden benoemd tot prebendaris van de
grafelijke kapel te 's-Gravenhage en die te Brielle en Oostvoorne. Na te
rugkeer in de Nederlanden werd hij in 1571 aangesteld als klerk bij het bis
dom Haarlem en van 1571 tot ca 1591 als vicaris van het St. Brigitten-altaar
in de Oude Kerk te Delft.
In 1580 vestigde hij zich te Leiden, waar we hem terugvinden als David
Johannis Herlemensis, ingeschreven aan de enkele jaren daarvoor opge
richte universiteit als student in de 'artes'. Hij stond er bekend als luyt-
slager', luitbouwer en 'meester van de musiecke'. In 1585 schrijft hij in het
album amicorum van Homme Harinxma thoe Slooten: Musica, dispa-
rium dulcis concordia vocum, pello, levo, placo tristia corda, deos Mu
ziek, zoete harmonie van ongelijke stemmen, ik verdrijf, ik verlicht, ik
verzoen de droevige harten en de goden') en ondertekent met David a Pa-
brué'. Op oudere leeftijd heeft hij het beroep van vlaskoper uitgeoefend,
welke nering in de regel goed geld opbracht. Van deze David is een tiental
luitcomposities bewaard gebleven in het handgeschreven Luitboek van
Thysius van rond 1600, de grootste verzameling luitmuziek in de Neder
landen. In 1601 verschenen bij Zacharias Heyns te Amsterdam psalmbe
werkingen van Davids hand in de bundel Davids Psalm Gecklanck, waerin
de 150 Psalmen Davids, mitsgaders verscheyden loffsanghen met 4,5, 6, 7 en 8
stemmen te hooren zyn. De grote Simon Stevin noemt Mr David verschil
lende malen in zijn Spiegheling der Singconst.
Jennings andere zoon heette Thyman Jansz (1555-1627). Deze maakte,
na, evenals zijn broer David, koorknaap bij de St. Bavo geweest te zijn,
van 1592 tot 1619 vrijwel zonder onderbreking deel uit van Haarlems
stadsschalmeispelers, het college van beroepsmuzikanten. Het lijkt erop
dat Thyman tevens het vak van passementwerker zou hebben uitgeoe
fend en ook een nering in aardewerk aan huis dreef.
Het gezin van Thyman Padbrue'
Het gezin van Thyman Padbrué en zijn vrouw Alidt Jansdr. (t 1624) be
woonde, in ieder geval vanaf 1613, het huis genaamd 'Het Stadthuys van
HAERLEM JAARBOEK 2010