De familie Padbrué voert de boventoon
Lang voordat zijn eerste gedrukte compositie verscheen, was de jonge
Cornelis met zijn jongere broer Jan opgenomen in het vier-, soms vijf
koppige gezelschap van de Haarlemse 'statsspeelluyden', waar hun vader
al sinds 1592 deel van uitmaakte. Het was zoals eerder gezegd niet onge
bruikelijk dat een plaats in dat door de overheid gereguleerde en bekos
tigde instituut van vader op zoon werd doorgegeven. Het Haarlemse en
semble was gedurende enige tijd een ware familieaangelegenheid, van
de Lossy's en van de Padbrué's. Vanaf het woonhuis tot het stadhuis was
het minder dan een steenworp. Voor hun beroepsuitoefening konden de
speellieden in de familie dus in een paar passen ter plekke zijn.
In 1627 stierven vader Padbrué en broer Jan. Beider begrafenis vond op
18 september in de St. Bavo plaats. Mogelijk zijn vader en zoon aan een
epidemie bezweken. Cornelis werd daarna tot tweede speler van het en
semble benoemd. Toen hij in 1629 als eerste 'schalmeyspeelder' en leider
van de groep werd aangesteld, gaf hem dat het recht de titel van mees
ter voeren. Hij noemt zich vanaf dat moment 'musicijn van Haerlem'.
Hij volgde hiermee de eerder genoemde Jan Willemsz. Lossy op, die ge
durende zevenendertig jaar 'eerste speler' was geweest. In hetzelfde jaar
stemde hij toe 'den blinden bij de Diaconen gerecommandeert voor een
jaer off anderhalff nogh voort te leeren op de clavezymbael te spelen ende
Kopergravure van de
stads speelluyden (detail)
in de optocht ter gele
genheid van de stichting
van de Universiteit van
Leiden op 8 februari 1575.
(Coll. Gemeentelijke
Archiefdienst Leiden).
AAGJE PABBRUWE 43