hadde alle tgeene dat tegens d eerbaerheyt van de voors. mr. Cornells
Thymanss was streckende...' Het zouden 'jonge sielen'... zijn geweest die
'heur alsulcke dingen int hoofd hadden gehangen ende voorgeseyt'. Haar
broer Frans Dirx had ook al gezegd dat zijn zuster 'logenachtic' was. Al
met al liep de affaire dus met een sisser af, al was een en ander niet zonder
schade verlopen. Mr Cornelis had 'met sijn stoeyen ende worstelen, een
ruyt glas te berste en twee in stucke gebroocke...! Kennelijk was hij niet
wars van een amoureus avontuur. Van een huwelijk is het echter nooit ge
komen.7'
Madrigaalkunst
De vele liedboeken uit Padbrué's tijd getuigen van de populariteit van het
zingen, vooral in groepsverband. In huizen, herbergen en rederijkers
kamers, overal werd naar hartelust gezongen. De meeste liederen waren
geschreven op bestaande melodieën volgens het principe van de contra
factuur. Het gros was zeer toegankelijke kost, die zonder veel muzikale
kennis te zingen was. De inhoud was doorgaans niet van een bijster hoog
gehalte en niet zelden platvloers en scabreus van karakter. Deze bundel
tjes kwamen uit in handig klein formaat, zodat men ze gemakkelijk in
een jaszak kon meenemen. Er waren er nogal wat waaraan de naam Haar
lem was verbonden zoals Haerlemsche Duynvreught, Sparens Vreughden-
Bron, Haerlemsche Winter, Somer-, Lente- en Mei-bloempjes.
Deze wijsjes hadden dus een ander karakter dan de veel gecompliceer
der gezette madrigalen, die zich in een ander circuit, dat van de liefheb
bers en geoefende (amateur)zangers, op grote populariteit mochten ver
heugen.
De zestiende-eeuwse Italiaanse madrigaalkunst met zijn intense
woord-klankrelatie van onder anderen Gesualdo, Gabrieli, Marenzio en
Monteverdi was ook hier te lande in de door het humanisme beïnvloede
geletterde kringen zeer in zwang geraakt. Er waren in de laatste twee de
cennia van de zestiende eeuw in Antwerpen al enkele anthologieën van
Italiaanse madrigalen verschenen, die hun weg naar de Noordelijke Ne
derlanden hadden gevonden. In Holland waren het slechts enkelingen als
Sweelinck en Schuyt die in dit genre componeerden of bewerkingen van
Italiaanse madrigalen maakten, in het Italiaans wel te verstaan en, in een
enkel geval, ook in het Nederlands. De Leidse Schuyt was een voorstander
van het gebruik van de moedertaal. Hij publiceerde de bunde Hollandsche
Madrigalen in 1603, waar in het voorwoord staat te lezen dat de Hollandse
HAERLEM JAARBOEK 2010