huis in de Korte Bagijnenstraat heeft gewoond en daar verzorgd is door
Hendrichen Hendricx, die eerder Femmetjen en Hillegont had bijgestaan
en aan wie krachtens een legaat het aanzienlijke bedrag van '400 carolus
guldens, vermeerderd nog met 12 carolus guldens voor elk jaar, dat zij
hem haar diensten verleende tot zijn dood', werden uitgekeerd. Padbrué
is gestorven op 15 januari 1670 en begraven in de St. Bavo op 18 januari.
Zijn nalatenschap was bestemd voor de nakomelingen van zijn broer
Emanuel.
Zwanenzang
Lange tijd was er weinig of geen belangstelling voor de muziek van Ne
derlandse componisten uit vroeger tijden. Ook rond Cornelis Thymensz.
Padbrué bleef het stil. Pas vanaf de laat-negentiende eeuw is er een mu
sicologisch- historistische belangstelling, waardoor componisten en hun
werken onder het stof der eeuwen tevoorschijn zijn gekomen. Bijna vier
honderdjaar geleden schreef Vondel in zijn Deuntje:
'O genoeghelicke Tymen
Zoo myn sangk geen waarheit derft
Ghy zult zingen, als ghy sterft.'
We zijn geneigd de door Vondel gesuggereerde zwanenzang van Padbrué
vrijelijk te interpreteren: de componist is ook na zijn dood blijven zingen,
getuige de groeiende belangstelling voor zijn werk.
Nabeschouwing
De tijden waren in Padbrué's lange leven wel veranderd; die verschuiving
van de laat-renaissance tot de barok weerspiegelt zich ook in zijn compo
sities. Samenvattend kunnen we stellen dat Padbrué's muziek aanvan
kelijk in grote trekken behoudend is en over het algemeen nauwelijks
gekenmerkt wordt door invloeden van buitenaf. Gaandeweg wordt de in
vloed van de Italiaanse stile moderno waarneembaar en componeert Pad
brué in een veel vrijer en expressiever idioom. Deze metamorfose in zijn
oeuvre laat zien dat hij openstond voor nieuwe impulsen en zich de nieu
we compositorische stijl eigen wist te maken op een heel persoonlijke en
overtuigende manier.
Padbrué, een man met twee gezichten, die van de stadsspeelman, be
houdend en traditioneel, en die van de ambitieuze componist, die later
HAERLEM JAARBOEK 2010