noodzaak in om het avondonderwijs te herstructureren. Gezien de
schrikbarende afname van het aantal leerlingen in de voorafgaande jaren
stelde de commissie in 1858 een subcommissie herhalingsonderwijs in
die het tij moest keren. De notulen en het verslag van de subcommissie
laten de intensieve bemoeienis zien van plaatselijke bestuurders om de
sociale problematiek van de jeugd in die tijd aan te pakken.
Dit artikel beschrijft de pogingen van de subcommissie herhalings
onderwijs en de plaatselijke schoolcommissie om het rendement van
het avond- of herhalingsonderwijs in de periode 1858-1859 aanzienlijk te
verbeteren. Het gaat in het kort in op de geschiedenis van het avondon
derwijs in Haarlem en de achterliggende problematiek van jeugdige leer
lingen. In de praktijk bleek de werkelijkheid weerbarstiger dan de hoog
gestemde idealen van de beide commissies.
Oorsprong en problematiek van het avondonderwijs
in Haarlem
Avondonderwijs werd al in de stedelijke onderwijsregeling van Haar
lem uit 1674 genoemd en later in de regeling voor de Franse en Duytsche
scholen uit 1746.2' Beide regelingen bepaalden overigens niets over vorm
en inhoud. De regeling voor de stadsarmenscholen uit 1757 schreef voor
dat de stadsschoolmeesters in de avond les moesten geven aan kinderen
van bedeelde ouders. Voor hen was dat gratis. Leerlingen die ouder wa
ren dan vijftien jaar kregen naast lezen en schrijven ook onderwijs in 'de
Gronden van den Godsdienst'.3' Ongeveer honderd van de acht a negen
honderd leerlingen op de drie stadsarmenscholen van Haarlem volgden
in de tweede helft van de achttiende eeuw het avondonderwijs. Een be
perkt aantal leerlingen was niet ouder dan zeven of acht jaar !4'
Het avondonderwijs stond in de eerste helft van de negentiende eeuw
soms op de gemeentelijke agenda. Het stadsbestuur schreef in 1835 aan de
plaatselijke schoolcommissie dat zij bezorgd was over het lot van de leer
lingen die voortijdig de school verlieten en slecht konden lezen, schrijven
en rekenen. Het bestuur drong er bij de schoolcommissie op aan dat fa
brikanten geen leerlingen zouden toelaten tot hun fabriek als zij niet in
het bezit waren van een deugdelijk bewijs waaruit bleek dat zij voldoende
onderwijs hadden gehad. De commissie moest stappen ondernemen om
bij kinderen gemis aan onderwijs te voorkomen.
Op dat moment werkten in de fabriek van Wilson '11 slegts ten halve
onderwezene kinderen'.5' Het probleem had de aandacht van de school-
HAERLEM JAARBOEK 2010