voort uit de 'eenvoudige' burgerij. Zij waren doorgaans zonen van nering
doenden, ambachtslieden, kleine boeren of telgen uit families die soms
al generaties lang onderwijzers voortbrachten. Uit de hogere standen
kwamen ze zelden. Het onderwijzerschap was in de 19de eeuw voor jon
gens van eenvoudige afkomst bij uitstek geschikt om op te klimmen op
de ladder van de maatschappij. Ook Spoelder heeft van deze mogelijkheid
gebruikt gemaakt. Blijkens bewaard gebleven akten van benoeming en
bekwaamheid werkte hij van 1 mei tot 1 november 1859, net zeventien ge
worden, als kwekeling op een lagere school te Oostwoud (West-Friesland)
en van 1 november 1859 tot 1 december 1861 als kwekeling en hulponder
wijzer ondermeester) te Leerdam. Hij was daar in huis bij het school
hoofd j. Habries, die kennelijk in een vriendschappelijke relatie stond
met Spoelders vader. In een brief van Habries d.d. 13 januari i860 aan
Spoelder Sr. in Abbekerk, met de aanhef'Mijnheer en Vriend!', geeft hij
een oordeel over het functioneren van zijn zoon als kwekeling:
Cornelis Spoelder op 22-ja-
rige leeftijd als hulponder
wijzer, 1864.
JAN SPOELDER 115