Een tweede verhoorronde door de Politieke Opsporingsdienst (p.o.d.) in oktober 1945 ging wat gedetailleerder in op de gebeurtenissen. Een belangrijk feit uit de processen verbaal is dat de p.o.d. niets deed met de constatering uit het politierapport dat de broers elkaar proberen de schuld in de schoenen te schuiven. Arie voerde aan dat hij zich buiten het hekwerkbedrijf hield en alleen met stalen meubelen in de weer was. Niet hij, maar broer Jan haalde de Duitse orders binnen en slaagde er daardoor in om het vaste personeel uit Duitse handen te houden. Ook Gerard legde de verantwoordelijkheid voor de collaboratie bij Jan neer. Hij voerde aan dat hij zich niet met het 'werk voor de Moffen' bemoeide en dat hij - op een enkele uitzondering na - niet op de hoogte was van al het werk dat Jan binnenhaalde. Hij beriep zich er op dat hij Jan meermalen had gewaarschuwd dat zijn acquisities het bedrijf lelijk zouden kunnen gaan opbreken. Op zijn beurt verklaarde Jan Ruigrok dat hij zich bij de eerste orders - de hekwerken voor de vliegvelden van Valkenburg en Vogelenzang - niet gerealiseerd had dat daar iets kwaads in stak. Hij sprak niet over de ver antwoordelijkheid van zijn broers voor de collaboratie. Herhaaldelijk werd hij naar zijn politieke sympathiën gevraagd. Wat dat betreft had hij schone handen. Hij was nooit lid van de nsb en had geen omgang met Duitse officieren. Blijkbaar deden daarover allerlei geruchten de ronde. Hij liet zich niet door hen fêteren en ontkende dat hij met Duitse officie ren uit vissen ging op de Nieuwkoopse plassen. Wel stelde hij aan de orde dat hij korte tijd - van september 1942 tot augustus 1943 - lid was geweest van de NSB-besmette Nederlandse Volksdienst.13' Na deze verhoren wordt het lange tijd - circa een jaar - stil. Gedurende die tijd werd het bedrijf geleid door Mr. H.F. Peeters, een door het Neder lands Beheersinstituut aangestelde bewindvoerder. Hetzelfde instituut beheerde de privé-financiën van Jan en zijn echtgenote. Jan zat in het ge vang en zijn broers wachtten buiten de gevangenis wat hen eventueel nog boven het hoofd hing. Zij bezochten Jan niet, noch in Bewaringskamp Duinrust noch in Kamp Koudenhorn. Wel waren er een paar zusters, waaronder Maria, die getrouw enkele malen per week langs kwamen om hem wat eten te bezorgen. Zij schreven, evenals de vrouw van Jan, haar broer en zijn advocaat Mr. Simons, op verschillende momenten gedu rende dat jaar een brief aan de Procureur-Fiscaal te Amsterdam. Daarin beargumenteerden zij elk op eigen wijze dat Jan niet uit kwade wil had gecollaboreerd. Ook werd ingebracht dat hij zich diverse malen had inge spannen om te voorkomen dat werknemers op transport naar Duitsland HAERLEM JAARBOEK 2012

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 2012 | | pagina 150