te rechtvaardigen vallen, in beginsel zou zij leiden tot de consequen
tie, dat niemand gestraft kan worden voor een feit, waarvoor anderen
niet (kunnen) worden vervolgd. Voorts weegt bij mij bij de bestraffing
van een schuldige zwaarder dan het straffeloos blijven van 2 schul
digen, al kan hierover uiteraard verschil van mening blijven bestaan.
Door een schuldige van zijn gerechte straf te ontheffen, wordt aan het
door de beide andere gepleegde onrecht een nieuwe vorm van onrecht
toegevoegd...'
De Officier van Justitie sluit zijn schrijven af met de opmerking dat het
verzoek om herstel van burgerrechten aan het verkeerde adres was ge
richt. De daarvoor bevoegde instantie was het Ministerie van Justitie.
Over de afhandeling hiervan zijn geen gegevens in het dossier.
Wat valt hierover te zeggen?
Het oordeel van de Officier van Justitie steekt strak in het pak, maar bevat
wel een uitnodiging erover van mening te verschillen. Daarvoor is zeker
grond aanwezig. Goedbeschouwd is het oordeel wat dubieus uitgevallen
en weinig barmhartig.
Het leerstuk van de distributieve gerechtigheid neemt de twijfel over
een evenwichtige rechtsgang niet weg. De Officier van Justitie - het staat
nauwelijks verscholen in zijn tekst - was de mede-schuldigheid van de
broers niet ontgaan. De kwestie was niet verjaard en er was stof genoeg
om alles nog eens goed tegen het licht te houden. Het is goed denkbaar
dat de Officier van Justitie hier geen trek in had. Het justitieel apparaat
was zwaar bezet en had inmiddels schoon genoeg van de vele collabora
tie-dossiers. Ook het ministerie van financiën oefende druk uit op het af
sluiten van de oorlogsdossiers.19)
De Officier van Justitie had een gebaar van barmhartigheid kunnen
maken door de weg vrij te maken om de boete fiscaal via de bedrijfswinst
te verekenen. Argumenten genoeg, waaronder de meest recente dat de
broers als onverholen helers hun aandeel in de oorlogswinst hadden op
gestreken. De Officier ziet hier nadrukkelijk van af met de opmerking dat
toekenning van het verzoek er op zou neerkomen dat de 'schuldige van
zijn gerechte straf zou zijn ontheven'. Een betwistbaar oordeel, omdat
Ruigrok er niet op uit was de boete te ontlopen, maar verzocht om een an
dere fiscale verrekening. Blijkbaar zag de Officier ook over het hoofd dat
Ruigrok inmiddels zonder vorm van proces 14 maanden in de gevangenis
had doorgebracht.
HAERLEM JAARBOEK 2012