of list. Leverde deze vertaling in Haarlem de inspiratie voor een verhaal
waarin deze slimheid bij Damiate mede of vooral op het conto van de
Haarlemmers werd geschreven? In de versie van de 'Clerc' berustte deze
'behendicheit' zelfs helemaal bij de Haarlemmers, en gaf Willem nog
slechts advies. Een andere mogelijkheid is dat de vermoedelijk Utrechtse
vertaler van Bekes kroniek reeds bekend was met het Haarlemse Damiate-
verhaal, en zijn weergave van Bekes woorden hierdoor liet kleuren. In dit
geval bestond de mythe dus al enige tijd voor 1393. Het gegeven dat de
eerste tot ons gekomen vertelversies van omstreeks 1417-1426 onderling
stevig verschillen, wijst mijns inziens toch eerder op een toen nog recent
ontstaan. Mogelijk vond dit verhaal op zijn beurt weer de weg naar de
stadssymbolen. Op het kleinzegel van 1426, het eerste met het Haarlemse
wapenschild, wordt een mannelijke figuur door dit stadswapen verplet
terd. De kans bestaat dat bij de toevoeging van deze duivelse gestalte con
creet aan de te Damiate verslagen 'heidense' tegenstander werd gedacht.
Zo was een glorieuze episode aan het verleden van de stad toegevoegd,
die bovendien de stedelijke gemeenschap in het heden kon verenigen en
samenbinden. Al in de oudste teksten treft de nadruk waarmee de au
teurs 'die van Haerlem' als solidair collectief laten optreden. Na de wa
penschenking te hebben verhaald, houdt Diric Matthijszen zijn Haar
lemse publiek expliciet de spiegel voor: de successen van toen hadden de
Haarlemmers te danken aan hun eendracht.52' Er was reden genoeg om
die eendracht in de stad te propageren en met behulp van een geconstru
eerd verleden te verstevigen. In de periode dat de mythe vorm kreeg, werd
de Haarlemse samenleving geplaagd door lokale factiestrijd binnen de
elite.53' In 1365 werden drie burgers vanwege een vete doodgeslagen. Een
verzoeningspoging van graaf Albrecht mislukte. In 1377 kwam de wraak
neming, die niet kon worden verhinderd door een haastig bijeengeroepen
poortersleger met de stadsbanier. Minstens twintig mensen sneuvelden
en zeven raakten ernstig gewond. Graaf Albrecht kwam nu zelf naar de
stad om de daders te bestraffen en te verzoenen. Na driejaar onderhande
len kwam in 1381 inderdaad een verzoening tot stand, maar de verdeeld
heid zette zich in de jaren tachtig voort, met wisselend succes voor beide
partijen. In juni 1404 laaide het geweld nogmaals op, waarbij een vijftigtal
mensen in het centrum van de stad slaags raakte en er zeven doden vielen.
Toen graaf Albrecht in augustus opnieuw naar de stad kwam, escaleerde
het conflict, waarbij zelfs de stadsbanier uit het stadhuis werd gekaapt,
en vielen er nog eens minstens elf doden. Pas in 1406 werd onder dwang
een verzoening bereikt, waarvan de afwikkeling tot 1416 duurde.
JAAP VAN MOOLENBROEK