drijfwerk van gevleugelde engelenkopjes en appels met bladeren en staat
op drie ronde pootjes. In het bovenste deel is het opschrift eccepanis ange-
lorum gegraveerd. Het is met een schroef bevestigd aan het onderste deel.
Op het binnendeksel zijn in de driepas de inscripties cr, i en so aange
bracht, evenals op de onderzijde van het deksel. De doos is met zilveren
plaatjes in drie vakken verdeeld. De inscripties staan voor de vakken
waarin Olium Chrisma (olie gebruikt bij de doop), Olium Infirmorum (olie
gebruikt voor de stervenden) werden bewaard. De inscriptie so is uniek
en zou kunnen staan voor Olium Sanctum (olie gebruikt voor de wijding).
Oorspronkelijk was het deksel bekroond met een crucifix, die met een
moertje in het deksel was bevestigd. Daarvoor in de plaats is er nu een
ronde knop op gesmeed, die uit latere tijd dateert.
De doos is waarschijnlijk vaak meegenomen naar zieken en sterven
den en bij het vervoer is de crucifix beschadigd of verloren. Doordat de
Rooms-Katholieke eredienst in het openbaar verboden was werden in de
stad schuilkerken gesticht. Buiten de stad op het platteland werd op ge
heime, afgesproken plaatsen de mis gelezen. Veel priesters die in Haar
lem hun opleiding hadden gekregen werden voor de zielszorg in Noord-
Hollandse dorpen ingezet.
Tegen deze achtergrond is de inhoud van de persoonlijke bezittingen
in de boedelinventaris van de Haarlemse priester Johannes Jacobusz Be-
gga van 14 juni 1673 interessant.8' Als eerste voorwerp dat in de lijst van
'Kerckelijcke Ornamenten' wordt genoemd is 'een silver communij bosie
daer drie zilveren kroonties los bovenop staen'. Johannes Begga, die zich
ook wel van de achternaam van zijn moeder Anna van Rhijn bediende,
behoorde tot de belangrijke Rooms-Katholieke kunstenaarsfamilie
Bagijn.9' De zilversmid Pieter Jansz Bagijn (1600/05-1648) was zijn oom,
zoals ook de zilversmeden Dominicus Jansz Bagijn (1600/07-1636), Domi-
nicus van Lijnhoven (1587-1637) en Pieter Cornelisz Ebbekin (1622-1666)
familie waren. Zij waren de belangrijkste zilversmeden in Haarlem. De
rijkdom van de oude Haarlemse Rooms-Katholieke families Cousebant,
de Kies van Wissen, Van Beresteyn en Soutman en anderen, die in de zes
tiende eeuw het regentenpatriciaat hadden gevormd, stond garant voor
de bloei van de Rooms-Katholieke Kerk in Haarlem. Gerrit Pietersz Pauw
speelde daarin een minder belangrijke rol dat, denk ik, mede te wijten
was aan de mindere artistieke kwaliteit van zijn werk. Dankzij zijn dege
lijk vakmanschap kon hij zich toch handhaven. Er waren genoeg minder
prestigieuze opdrachten uit te voeren, waarin hij zijn vakmanschap kon
tentoonspreiden.
PIETER BIESBOER