13
Ach, de praal dier gewelven verzonk in den brand
Van de toortsen door moedwil geheven,
En de baatzucht vernielde met schenkzieke hand
Het geringe nog overgebleven.
Als een redenaar betrekt hij het publiek in zijn gedachtengang, hij vraagt hun
oordeel over het schandaal, dat niemand bereid geweest is aan die baatzuch
tige sloopwoede paal en perk te stellen, en hij dicht:
Sprak voor oudheids bescherming noch stem, noch gevoel?
Zweeg en Overheid hier en Gemeente?
Zat men stil bij des makers onstuimig gewoel
Op der voorzaten heiligst gebeente?
Uiteraard is het antwoord ongunstig op al deze retorische vragen. Hopend
echter op beterschap, vergeeft hij ook hen, die kennelijk niet wisten wat zij
aarichtten en misdeden aan het verleden, waarvan de kennis mogelijkheden
biedt tot inspiratie voor het eigen geslacht, zoals uit deze laatste strofe
blijkt, waarin hij declameert:
Zoo winn' Holland in luister en mogendheid aan:
Niet door schaamte gedrukt en veroordeeld,
Maar gerust bij het staren, in nijverheidsbaan,
Op der Ouderen voetstap en voorbeeld.
Dit volslagen gebrek aan poëtische intimiteit en die nadrukkelijke behoefte
niet misverstaan te worden hebben althans het voordeel, dat Van Lenneps
liefde voor het historisch erfgoed vrij blijft van die ziekelijke, romantische
verering voor ruïnes, waardoor sommige zwaarmoedige zielen in zijn tijd zo
gekweld werden, omdat dergelijke bouwvallen gewild voedsel waren voor mijmerij
over vergankelijkheid en staren in de tijdloosheid van het eeuwige. Zijn rela
tie tot de vaderlandse geschiedenis blijft nuchter en praktisch en ongetwij
feld zou hij de spot gedreven hebben met een kunstmatige ruïne als door de
Landgraaf van Kassei op de Wilhelmshöhe ontworpen. Door bezinning op wat ge
weest was, trachtte hij de eigen tijd in het juiste perspektief te zien om op
Eén van onze lezers zond ons een opname van het gebouw van de
Bloemendaalse Schoolvereniging, toen nog met toren.