MONUMENTEN ting niet reëel waren en haar berekeningen veel te optimistisch; zulks natuurlijk in tegenstelling^tot de mogelijkheden met parkwoningen Voorlopig konden deze echter niet verrijzen9 daar het landgoed» mede door toedoen van de Stichting» op de monumentenlijst geplaatst was» onder het beding evenwel, dat een passende be stemming '9 gevonden zou worden. Het gunstig perspektief, hierdoor de Stichting ge boden» werd aanzienlijk verduisterd, toek bleek» dat de Nederlandse monumenten wet geen enkele sanctie bevat, van toepassing op een eigenaar, die een cultuur historisch erfdeel wenst te verwaarlozen. Het gevolg was, dat de Nederlandse jeugd en de tanden van tijd en weer het landgoed steeds dichter brachten bij de toestand, die de eigenaar niet onwelgevallig is, en dat verval vrijwel alle ge gadigden voor de voorgeschreven passende bestemming huiverig maakte. Toen tenslotte een gegadigde zich aandiende, bereid om alles te doen waarnaar de Stichting streefde, onder voorwaarde, dat het landgoed zijn eigendom zou worden, bleek de eigenaar slechts te willen verhuren. De Overheid kon of wilde geen partij kiezen en de Stichting gaf in het voorjaar van 1979 haar laatste persbericht uit. Met het oog op de toekomst en ter bevordering van een goedge- fundeerde inspraak, ontleen ik daaraan, niet zonder consaentaar, de konklusies, die de samenstellers, trekken. Wanneer vragen zij zich af een gebouw/ landgoed beschouwd kan worden als een architectonisch en cultuurhistorisch be langrijk monument, is het dan wel verantwoord beperkende voorwaarden te verbin den aan de plaatsing op de Monumentenlijst In een geval als het 'Kareol® im mers, speelt een dergelijke voorwaarde altijd in de kaart van een eigenaar met anders gerichte plannen. Ie zo'n monument niet 20 belangrijk, dat men dit on-r voorwaardelijk moet behouden t Wie hierop ja zegt, dient te beseffen, dat het vervallen van een dergelijke voorwaarde zal leiden tot een nog selectiever mo numentenbeleid, uitsluitend gericht op het behoud van topstukken» omdat de goed willende overheidsdienaar beroofd is van een speelruimte, die dienstig kan zijn voor het behoud van erfgoederen van iets geringer niveau. Vervolgens meent de Stichting» dat in de Monumentenwet opgenomen moet worden een onderhoudsplicht, gekoppeld aan een onderhoudssubsidie, ter voorkoming van ver der vervalc En tenslotte beveelt zij aan, bepalingen op te nemen, die het moge lijk maken in uitzonderingsgevallen een eigenaar van een als monument aangemerkt bezit te kunnen dwingen tot medewerking aan plannen tot bescherming en instand houding van zijn eigendom. Met het verdwijnen van het landgoed zijn de problemen» die dit oproept» de we reld niet uit; we hebben» gelukkig, een rijke historie! Maar rijkdom verkwisten is geen kunst l Als er belangstelling gewekt is voor deze zaken, zal het laat ste woord over de Stille Heer van Kareol hiermede niet gesproken zijn. v Drs. A. van Mourik IMPRESSIES VAN DE MONUMENTEN- STUDIEDAG De algemene vergadering werd na de inleiding door prof. Temminck Groll opgesplitst in vijf werkgroepen, waarvan die over onderhoud en be heer de meeste belangstelling trok. Walter Kramer pleitte vurig voor een preventief monumentenbeleid. "Laten we in vredesnaam snel beginnen met onderhoudswerkzaamheden» dan maar een paar restauraties minder Hij deelde mee, dat bij 1600 ob-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1979 | | pagina 10