weerszijden van de Oude Rijn een afzetting van "estuarium-klei** die Noordelijk en
Zuidelijk uitloopt in enige tongen "zware klei op veengronden", die op hun beurt
weer eindigen in langgerekte veemplaten die geen klei bevatten. Een overtuigend
bewijs dus dat de Oude Rijn wel fluviatiele afzettingen vertoont, maar dat deze
afzettingen zich noch naar het Zuiden, noch naar het Noorden hebben voortgezet.
De botanische argumenten. Van Eeden is als botanicus er terecht vanuit gegaan,
dat planten niet toevallig op bepaalde soorten grond voorkomen. Sommige planten
zijn in staat om vrijwel overal te gedijen, de zogenaamde kosmopolieten, andere
stellen hoge eisen aan bodemgesteldheid, klimaat, zoutgehalte etc. Zo blijkt b.v.
de grote weegbree overal ter wereld verspreid. De Flora van Heimans, Heinsius en
Thijsse kenmerkt deze plant als het alleralgemeenste onkruid, door de Europeanen
over de hele wereld verspreid: "het voetspoor van de blanke".
De ruige weegbree daarentegen wordt op wat beperkter gebied gevonden, nl. "in wei
landen, langs wegen en dijken, vooral nabij de rivieren" en dan beperkt tot Euro
pa en gematigd Azië. Het is deze plant die Van Eeden beschouwde als typerend voor
rivieroevers. En aangezien dit nietige plantje veelvuldig rondom het meertje van
Caprera kon worden aangetroffen, moest het meertje van Caprera wel een deel van
een rivierarm zijn.
Dezelfde bewijsvoering gold een aantal andere planten. Een van zijn aantekeningen
in "Album der Natuur": "De Adoxa groeit ook in het Haagsche Bos en de Plantage
media (ruige weegbree) is in Holland alleen bij het zogenaamde Meertje van Bloe-
mendaal en bij 's Gravenhage gevonden. De overlevering verhaalt dat de voormalige
rivier ook langs #s Gravenhage geloopen heeft".
In werkelijkheid zijn de planten die Van Eeden beschouwde als typische rivier-
planten meer in het algemeen gebonden aan open, zonrijke, grazige gebieden. Ri
vieroevers voldoen in vele gevallen ook aan deze eisen.
Wij moeten bewondering hebben voor een man als Van Eeden, die na een belangrijk
deel van zijn leven besteed te hebben aan het aandragen van argumenten voor de
theorie, waaraan hij zo gehecht was, toch de moed had om een tiental jaren later
zijn mening te herzien: "Vroeger dacht ik dat de Rijnarm van Katwijk en Noordwijk
Noordwaarts liep langs Vogelenzang, Brederode en Velzen, maar dit gevoelen is nu
enigszins gewijzigd" (Album der Natuur s In het Hart van Kennemerland, 1890)
Het laatste woord over het meertje van Caprera en de omliggende weilanden en bos
sen is nog niet gezegd. Het lijkt alleszins de moeite waard om nieuwe gegevens
te verzamelen over het Huis te Blcemendaal, zowel n.a.v. de voorhanden zijnde li
teratuur, alswel d.m.v. nieuwe opgravingen.
Ook geologisch en botanisch onderzoek zou op basis van moderne technieken en ken
nis herhaald moeten worden. Nieuwe geologische en botanische vondsten, gedaan in
de vijftiger jaren, tonen duidelijk dat aanhoudend speurwerk verrassende ontdek
kingen kan opleveren.
HOE DE HOFSTEDE DALENBERG BIJ KRAANTJE LEK VERLOREN GING
Wie stil luistert, hoort in het gedempte zingen van de zee en het bladergeruis
der brede beuken zachte stemmen spreken. Ze komen tot ons als celloklanken, ver-
teilend van de vreugde en de pijn van vroegere geslachten. Het kreupelhout nade
rend even ten Oosten van Kraantje Lek,waar eens moerbeziënbomen groeiden, kunnen
wij het verhaal horen van de man, wiens verlangen de hofstede Dalenberg, oudtijds
gelegen aan het Volmeer, verloren heeft doen gaan.