Minder vaak kwam het voor, dat meisjes zich serieus met dichtkunst bezig
hielden. Het maatschappelijk patroon plaatste vrouwen veelal in het gezin en
op de taak daar bereidde de Latijnse School niet voor. Zelfs de dochters van
Roemer Visscher waren genoodzaakt zich te ontwikkelen buiten het officiële
onderwijs om.
En nog in de Camera Obscura [1839] krijgt Wilhelmina Lucretia van Merkens
"Het nut der tegenspoeden", door de heer Van Naslaan droogkomiek verstaan
als "Het nut der regenhoeden", de speciale vermelding nog wel door een
vrouw" geschreven te zijn. Het dichterschap van Elizabeth Koolaart-Hoofman
was dus een voor haar tijd betrekkelijk zeldzaam fenomeen.
Zij werd geboren te Haarlem op 23 februari 1664. Door de schrijvers der li-
teratuurhistorieboeken wordt zij in den regel genegeerd, ten onrechte, menen
enkelen, die haar plaatsen in de bovenlaag der middelmatigen onder haar tijd
genoten. Haar Vader, Joost Hoofman, was een redelijk welgesteld koopman, uit
wiens huwelijk met Sara van Amerongen twee zonen en twee dochters geboren
werden. Hij moet een ruimdenkend man geweest zijn, zijn tijd ver vooruit,
want reeds op zesjarige leeftijd schrijft Elizabeth latijnse gedichten onder
leiding van Jacob Storm. Ze ontwikkelt zich op poëtisch gebied geheel volgens
de opvattingen van die tijd: als vooroefening vertaalt ze uit het Latijn, waar
bij zij een voorkeur heeft voor Anacreon en Horatius. Daarna volgt ze deze au
teurs na in het Latijn en het Nederlands en tenslotte produceert zij "oorspron
kelijk" werk, dat overigens duidelijk maakt, dat ontlenen aan het werk der Gro
ten in die tijd niet beschouwd werd als plagiaat, maar als een eerbewijs aan
hun grootheid.
HET BUITENPLAATSJE VEENBERG
Bekend zijn vooral haar charmante Veenberger Duinzang en haar Uitnodiging Aan
mijne Gespeelen, Dat ze mij op Veenberg, komen bezoeken, in 1696 geschreven op
het buitenplaatsje, dat haar Vader onder Bloemendaal gekocht had en waar zij
een groot deel van haar zeker niet ongelukkige jeugd doorgebracht moet hebben.
23 augustus 1693, reeds 29 jaar oud, wordt zij de -derde - vrouw van Pieter
Koolaart, voornaam Koopman in haare geboortestad kennelijk een man met
culturele belangstelling, gezien het feit, dat hij wis-en sterrekunde beoefen
de, een in de 18e-eeuw veel voorkomende liefhebberij. Vooraanstaande dichters
als Broekhuizen, Petrus Francius en David van Hoogstraten schreven gedichten
op dit huwelijk, een bewijs misschien, dat zij als dichteres reeds enig naam
gemaakt had, of reeds een aanwijzing dat haar echtgenoot in het representatie
ve vlak voor niets stond. Dat Koolaart geavanceerde opvattingen had, blijkt uit
het feit, dat hij niet berust in de aangeboren doofheid van Hester, Elizabeths
voordogter maar die laat behandelen door Johannes Conradus Amman, die er