22 den uitnodiging aan reëel bestaande meisjes, maar van een literaire fictie, gekozen op grond van de geschiktheid de voorgeschreven motieven te behandelen, waarvan ik er bij de bespreking al een paar genoemd heb. Elizabeth kende haar literaire verplichtingen aan het hofdicht: haar -al of niet gefingeerde- houding van gastvrijheid en het demonstreren van haar be hoefte aan cultuur bewijzen dit eens te meer. Vaststaat tevens, dat zij bij het weergeven van de natuur nergens de grenzen van het mogelijke overschrijdt: het landschap is Hollands en op geen enkele plaats tracht zij haar lezers te epateren met "bochtige dalen" en van de "rotsen" schietende vlieten, waarop Poot ons vergast in zijn behoefte te tonen, dat hij een belezen man is. Voor Elizabeth is de Bloemendaalse natuur een leerzaam boek vol nut en schoon heid; hogere bedoelingen schrijft zij de Schepper in haar Schepping niet toe, zodat zij nergens haar toevlucht behoeft te nemen tot symboliek, allegorie of andere vormen van zinnebeeldig denken. Uitzicht op reëel vermaak in een reëele wereld biedt zij haar vriendinnen: nergens laat zij stormen opsteken, waarmee zij de nietigheid van het menselijk leven had kunnen bewijzen. Over de dood wordt niet gesproken, slechts de mogelijkheden, door het leven geboden, komen in het geding. Als in een heldere spiegel gereflecteerd staat in dit gedicht de goedheid van het leven ons voor ogen. Als het gezag der Klassieke Oudheid ten tijde van de Romantiek geërodeerd raakt, zodat de waardering voor het Horatiaanse "gelukkig hij die ver van het gewoel der steden" en de Virgiliaanse landgedichten verzwakt, komt het einde van deze hofdichten. Oe natuur, door Elizabeth Koolaart- Hoofman blijmoedig als een objectief goed aanvaard, wordt tot onderwerp, waarin de kunstenaar zijn allerindivi dueelste emoties tot uitdrukking wil brengen. Ors. A. van Hourik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1980 | | pagina 22