Lid van de Vereniging tot behoud van natuurmonumenten,
Noordereinde 60, 's-Graveland
24
hen andere fraaie vogel in Kennemerland is de houtsnip Soolopax rusticola).
De meeste vogelboeken vermelden hem als een vrij zeldzame broedvogelwat hij
in onze streek tot aan het begin van de zestiger jaren inderdaad ook was.
Nu kunt U deze bodembroeder overal waar U onze duinen ook binnentreedt, waar
nemen. In het voorjaar moet U tijdens de avondschemering deze vogel bijzijn
karakteristieke baltsvlucht eens observeren en luisteren naar dat onmisken
bare knorrende geluid, dat hij uitstoot, onmiddellijk gevolgd door die hoge
"tsiwip"-klank
In enkele vakbladen (de Nederlandse jager] en ook in de streekpers, circu
leerden soms berichten, dat bodembroeders in onze duinen door toedoen van
vossen vrijwel verdwenen zouden zijn. Reintje loopt hier inderdaad overal
rond, maar hij is er zeker niet in geslaagd de bodembroeders uit te roeien:
als een voorbeeld hiervan is tenoemen het enkele broedpaar van de houtsnip,
dat in de vijftiger jaren voorkwam, en dat zich, ondanks de vossen, sterk
heeft uitgebreid tot vele tientallen paren in 1980.
Ook de bergeend tadovna tadorna)is sedert de zestiger jaren weer in aantal
toegenomen: in Duin en Kruidberg en de Middenherenduinen vermenigvuldigde
zich een klein aantal vogels tot zeker 60 paar, en vermoedelijk ligt dit aan
tal nog hoger.
En zo zijn er meer soorten te noemen. Ik nodig U uit de fiets te nemen en
-wanneer U lid bent- door Duin en Kruidberg te rijden' over de zeeweg naar
de fietsenstalling bij de strandovergang+Loopt U hier eens een half uurtje
rond over de wegen en paden. Tel eens het aantal tapuiten{oenanthe oenanthe)
Hij broedt veelal in konijnenholen en is te herkennen aan zijn opvallend wit
te stuit en witte staartzijden, die zich scherp aftekenen tegen een zwarte
omgekeerde T aan zijn staarteinde. Aan het begin van de zestiger jaren waren
er in de omgeving van de plaats, waar U Uw fiets gestald hebt, niet meer dan
vijf broedparen aanwezig. Op 16 mei 1980 telden twee medewerkers van het ge
bied niet minder dan 23 mannetjes en 19 vrouwtjes, terwijl er nog tien vogels
niet gespecificeerd konden worden. Hierbij moet wel vermeld worden, dat ta
puiten van half maart tot in mei kunnen doortrekken. Maar 9 jonge exemplaren,
waargenomen op 1 juni 1980 duiden toch op een goede vooruitgang van de voort
planting dezer soort. Bovendien zullen tot augustus de tellingen herhaald
worden, zodat wij ons tegen die tijd een beter beeld van de tapuit in Duin
en Kruidberg kunnen vormen.
RThorburn
HOUTSNIP