s
ALLERZIELEN
j./XM
De zomer is voorbij
de blaren vallen.
verkronkeld liggen zij
bij duizendtallen.
Doorweekt en weer gedroogd,
kapotgetreden,
verlept en uitgeloogd
in lijf en leden.
Zo droevig weergekeerd
naar moeder aaitóe,
die roekeloos verteert
wat ze eens baarde.
Het wreed verscheiden sloeg
zo diepe wonden.
Het leed dat God mij vroeg
kan 'k niet doorgronden.
Maar in mij brandt de hoop
door Hem gegeven
dat sterven is de doop
naar een nieuw leven.
Het wederzien van hen
die ons ontvielen,
verbonden als ik ben
met Alle Zielen.
En zo, hoe cru het schijnt,
vergaat het mensen,
de dood maakt bruut een eind
aan alle wensen.
Die ons zo lief voorheen
en dierbaar waren,
ze vielen een voor een
als dorre blaren.
J. Babeliowsky
I
23