HET WEESHUIS TE BLOEMENDAAL
Nu dit jaar het 350-jarig bestaan van de Nederlands-Hervormde gemeente en de
daarbij behorende school gevierd wordt, is het aardig aandacht te besteden aan
een met de kerk ooit verbonden instelling die weinig bekendheid geniet.
Bij hun onderzoek naar gegevens over Bloemendaal voor de tentoonstelling "Haarlem
en omstreken in de Franse tijd (1780-1820)", die in 1983 zal worden gehouden als
gezamenlijk projekt van Gemeente-archief Haarlem, Stichting Historisch Museum
Zuid-Kennemerland i.o. en Frans Halsmuseum, stootten Wim Post en Paul van den
Brink in de Bloemendaalse gemeente-archieven op gegevens die wezen op het
bestaan van een weeshuis in die tijd, dat zowel voor hervormde (destijds 'gere
formeerden' genoemd) als rooms-katholieke kinderen toegankelijk was.
Ijverig speurwerk bracht aan het licht, dat het wees- en armenhuis gevestigd is
geweest aan de Zijlweg te Overveen, destijds het centrum van de gemeente, als 6e
huis vanaf herberg 't Rechthuis, dus aan de zuidzijde. Op een prent van Tavenier
(tweede helft 18e eeuw) is deze zuidelijke gevelwand van de Zijlweg (toen Over-
veenseweg) duidelijk te zien. Deze prent uit de topografische atlas van het
Gemeente-archief Haarlem toonden wij twee jaar geleden op onze tentoonstelling
'Drinken en klinken in Kennemerland
Aan de oostzijde van het weeghuis lag, blijkens gegevens uit 1800, het huis
Welgelegen, waarover meer bekend is dan over het weeshuis zelf.
Na de inval van de Fransen in Holland loopt het inwonertal van (toen nog) Tette
rode, Aelbertsberg en Vogelenzang terug (1780: 1.482 - 1800: 1.451 - 1811: 1.454
- 1813: 1.411). Van die 1.454 in 1811 zijn er 1.054 rooms-katholiek en 346
gereformeerd. Gelijktijdig verslechtert de economie.
Na het Koninkrijk Holland (1806-1810) worden in 1811 kennelijk de touwtjes
strakker: de burgelijke stand wordt ingevoerd, het wordt verboden in de kerk te
begraven, alles wordt geïnventariseerd, er komen strakke voorschriften voor
procedures. De gemeente loopt dan van de Jan Gij zenvaart in het noorden tot De
Zilk in het zuiden en van de Delft in het oosten tot de duinen van Zandvoort en
Velsen in het westen. Oppervlakte: 4168 morgen 52 roeden 3.800 ha.
Als in 1811 door de onder-prefect van het departement van de Zuiderzee (Holland
is dan ingelijfd bij het Franse keizerrijk) een eerste aanzet wordt gegeven aan
inventarisatie en administratie van het bestaande, wordt door de maire (de burge
meester) bij de regenten geïnformeerd naar het gereformeerd wees- of armenhuis.
Eerst wordt op 23 april 1811 geantwoord, dat de stichtingsdatum niet bekend is,
maar dat het in ieder geval bestond in 1698. De regenten zijn wat verbolgen over
het verzoek om informatie, omdat de gemeente geen subsidie verstrekt aan het
weeshuis
Met het antwoord wordt geen genoegen genomen, en na een brief van 7 (mei?) is men
(na een uitgebreide klacht over het vele werk dat de vraag met zich meebracht)
preciezer: het wees- en armenhuis is gesticht in augustus 1680 met consent van de
Staten en op kosten van de diakonie, die vervolgens het meest aan het onderhoud
bijdroeg. Het college van regenten was echter paritair samengesteld uit leden
van de diakonie en afgevaardigden van de gemeente (deze laatste aangewezen door
schout en schepenen); uit de stukken blijkt, dat beide gelijkelijk in de kosten
zouden delen in ruil voor opname van alle armen, zowel 'gemeene' of 'schaal'-
armen, rooms en onrooms, als 'gereformeerde' armen.
Het kwam er dus op neer, dat de armen die als lidmaat van de gereformeerde kerk
waren ingeschreven werden opgenomen, en dat de overige armen van andere gezindte
op gezag van de overheid werden ondergebracht. Voor deze laatste categorie werd
enkele malen per jaar in de kerken met de schaal rondgegaan (gecollecteerd).
Als de opbrengst minder was dan de helft van de totale kosten moest de gemeente
25