NOGMAALS: BOMEN VAN DE ANDERE KANT BEZIEN liet artikel van GV in 'Ons Bloemendaal' van december 1981 vraagt om een weer woord. GV tracht hierin een lans te breken voor de natuur - door eigen wetten geleid. Uit het citaat van de hooggeleerde Amsterdamse bioloog Slijper - in haar artikel aangehaald - spreekt een diep geloof in de evolutie en de goddelijke leiding aan alle gebeuren op aarde. De daarbij optredende natuurlijke selectie wordt niet alleen logisch gevonden, maar ook toegejuicht. De conclusie ligt dan ook voor de hand: het is onjuist en zelfs ongewenst zieke exemplaren van welke soort dan ook - boom of mens - door medisch ingrijpen in leven te houden; de sterkste van de soort moet overwinnen, opdat niet de kwaliteit van de soort als geheel achteruit gaat Hiertegen nu komt heel mijn gevoel en verstand in verzet. Immers, bovenstaande opvatting heeft in het verleden al te veel onheil aangericht. Zeker wanneer het om mensen gaat, zal de individu naar mijn mening steeds even belangrijk moeten zijn als de soort. Wanneer men bedenkt hoeveel leed individuen bespaard kan worden door goede medische zorg, geeft dit alleen maar reden tot dankbaarheid. Echter, ook mijn verstand spreekt zich tegen GV's mening uit. En nu wil ik het speciaal over bomen hebben. Natuurlijke teeltkeus, waarbij de sterkste van een soort overwint, is zinvol, wanneer het gaat om bomen in een oerwoud, waar de natuur zichzelf steeds kan ver nieuwen. Het laatste Nederlandse oerwoud - het Beekbergerwoud - is echter omstreeks 1870 met heel veel moeite gerooid. In Kennemerland is geen korreltje zand of aarde, dat niet ooit eens door mensenhand beroerd werd. Welnu, in vroeger eeuwen hebben onze voorouders deze streken tot een lustwarande gemaakt. Bekijkt men oude prenten en foto's, dan wordt men allereerst getroffen door het zware lommer alom. Door het voortschrijden van de techniek (trein en auto) en de toename van de bevolking hebben de bomen in deze streken echter steeds meer plaats moeten maken voor steen en asfalt. Zo erg werd het, dat wanneer men de bomen al liet staan, de groeiomstandigheden dikwijls dermate slecht zijn gewor den, dat ze ook daar de geest geven. Welnu, is het dan terecht en verstandig een pleidooi te houden voor natuurlijke teeltkeus? Zo goed als zeker houdt dit immers in dat er dan op die ongunstige plaatsen binnenkort niet één individuele boom meer in leven zal zijn? Rust op ons niet veeleer de taak om bomen, beroofd van hun natuurlijke milieu als individuen te verzorgen, te snoeien, mesten en zo nodig chirurgisch te behandelen? Uiteraard moeten we daarnaast onder zo gunstig mogelijke omstandigheden jonge en krachtige bomen kweken, opdat ook onze kinderen en kindskinderen nog een leef baar Kennemerland zullen aantreffen. Wij moeten echter accepteren, dat we niet meer in de oernatuur leven, waar de evolutie zijn gang kan gaan, maar in Bloemendaal anno 1982, in een uiterst gecompliceerd en onnatuurlijk milieu. Willen wij daar als individuele mensen nog een menswaardig bestaan kunnen leiden, dan zullen we ook met bomen als individuen uiterst zorgvuldig om moeten gaan. HvW-DS 32

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1982 | | pagina 33