PRAATJE BIJ EEN PLAATJE
Deze foto, nu zo'n veertig jaar geleden genomen, herinnert aan de evacuatie in
begin 1943 van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort. De Duitse bezetters, bang
dat zij bij een invasie van geallieerde troepen in Nederland voor de voeten
zouden worden gelopen door mensen die zichzelf niet konden redden, hadden
opdracht gegeven alle ziekenhuizen in de kuststreek en grote instellingen voor
de verpleging van invaliden, geestelijk gestoorden en ouden van dagen naar
veiliger oorden over te brengen. Zo moesten ook de 1.500 patiënten van Sant
poort vertrekken; naar inrichtingen in Vught, Den Dolder, Utrecht, Deventer,
Zutphen, Warnsveld en Eindhoven. Ze werden opgenomen in de stroom van circa
200.000 landgenoten, die door de bouw van de Atlantikwall gedwongen werden huis
en haard te verlaten om in het oosten van ons land onderdak te worden gebracht.
In een gesprek met de heer A. Jonker, destijds één van de personeelsleden van
het ziekenhuis, kreeg ik over deze evacuatie een heel verhaal te horen.
Allereerst moest kwartier worden gemaakt in de inrichting waarheen de patiënten
zouden gaan. Via het Spaarne werden de bedden, het meubilair en de voorzie
ningen nodig voor de verpleging, en vooral, levensmiddelen verscheept. Eerst
nadat alles was geïnstalleerd op de plaats van bestemming, konden de patiënten
uit Santpoort vertrekken. Bij het ziekenhuis, dat reeds over een spoorlijn
beschikte voor de aanvoer van kolen, werd van bielsen een perron gebouwd.
Het transport van de patiënten geschiedde per D-trein, met wagons speciaal in
gericht voor het vervoer van liggende patiënten. De locomotief had zo'n moeite
om de wagons door de bochten te trekken, dat er zelfs een tweede locomotief
moest komen helpen. De klinknagels vlogen uit de bielsen en de rails werden
ontzet, zodat na ieder transport spoorwegarbeiders moesten komen om de schade
aan het tracé te herstellen.
Dr. Rombouts schreef over de evacuatie het volgende: "Toen op een winterse
morgen in januari 1943 de eerste groep naar Vught vertrok, konden weinigen
beseffen hoevelen nooit meer terug zouden keren; wat er aan volharding en
standvastigheid van velen gevergd zou worden."
Over de joodse onderduikers, die na de razzia's in Amsterdam in de zomer van
1943 waren gevlucht en een schuilplaats in het ziekenhuis hadden gevonden,
citeer ik wederom Rombouts: "Op reis naar de evacuatie-oorden, toen het
verplicht was de Jodenster op de bovenkleding zichtbaar te dragen, werd het
stuitende hiervan verminderd door zoveel mogelijk patiënten bloempotten te
laten dragen, waardoor geen ster meer te zien was". Veilig bleven ze echter
niet, want toen van een der geneesheren in Den Dolder werd geëist joodse
patiënten aan te wijzen, verspreidde dit gerucht zich als een lopend vuurtje,
waarna alle joodse patiënten met man en macht over de afrasteringen gezet en het
bos ingestuurd werden, om zich door de vlucht aan gevangenneming te onttrekken.
Velen hadden hieraan hun leven te danken.
De jaren waarin patiënten en verplegend personeel de vertrouwde omgeving van
Santpoort moesten missen waren hard en moeil.ijk, vooral in de hongerwinter van
1944/45. Tekorten aan voedsel en brandstof hebben hun tol geëist. In Den Dolder
stierf ongeveer 40% van de patiënten.
Na de bevrijding in mei 1945 en terugkeer in de gehavende gebouwen van het
ziekenhuis, kon weer aan de wederopbouw worden begonnen.
VvT
17