ZOMERVERBLIJFRECREATIE IN BLOEMENDAAL TUSSEN 1870 EN 1900 Het is bekend, dat in de vorige eeuw vele villa- en buitenplaatsbewoners slechts enkele maanden per jaar in Bloemendaal verbleven. Het is interessant om na te gaan wat voor mensen tot deze zomerrecreanten behoorden en waar zij in de winter maanden woonden. Dit artikel is slechts een kleine illustratie van voornoemd gegeven. Rond 1870 was Bloemendaal al een zeer aantrekkelijke, fraai gelegen, gemeente. Vooral in de zomer werd Bloemendaal druk bezocht door allerlei stedelingen. Op zondag kwamen veel Haarlemse dagjesmensen in het Bloemendaalse Bos wandelen en aten daarna een pannekoek bij Kalkman. Het dorp telde eveneens 3 uitspanningen: Klein Zomerzorg, Kennemerland en Welgelegen (aan de Brederodelaan) Het dorp Bloemendaal was daarnaast ook als tijdelijke woonplaats in trek bij rijke Amsterdammers en Haarlemmers. Craandijk beschreef het heel mooi in 1877 in het boek 'Wandelingen door Nederland': "Nog draven er de ruiters en amazones en kruisen er zich de prachtige equipages der rijke Amsterdamsche familiën, die hier hun zomerresidentie hebben, gelijk de carossen der patriciërs met hun schuimend vierspan voor anderhalve eeuw door de zware zandwegen...". Volgens de beroemde tuinarchitect Springer (o.a. de aanleg van het villapark Duin en Daal) bestond het dorp in 1878 slechts uit een buurtje bij de kerk, een paar hotel-restaurants bij de Zomerzorgerlaan, hier en daar een groepje huizen langs de weg bij Sparrenheuvel en Voorduin en langs enkele zij laantjes naar het Bloemendaalse Bos. Verder waren het gronden behorende bij Laag Hartenlust (nu: Noorder en Zuider Stationsweg) en Hoog Hartenlust (omgeving Potgieterweg) eigendom van de familie Borskibij Rustenburch van de familie Rutgers van Rozenburg en bij het grote complex Wildhoef (ten noorden en oosten van de Donkere Laan) van de familie van Wickevoort Crommelin. Tegenover de Korte Kleverlaan lag het landgoed De Rijp van de familie H.H. Backer uit Amsterdam en het Bloemendaal se Bos. Het bos was eigendom van de familie van Wickevoort Crommelin, die 's zomers op Wildhoef verbleef en in de winter.aan de Grote Markt te Haarlem woonde. Ten westen van dit bos lag de buitenplaats Duin en Daal, in de zomer bewoond door de familie Arnold. Deze buitenplaatseigenaren stonden ongaarne grond af ten behoeve van woningbouw, zodat het voor andere Amsterdammers en Haarlemmers onmogelijk was een villa te laten bouwen. Deze recreanten konden wel tijdelijk een villa of 'buiten' huren. Welke stedelingen kwamen 's zomers zoal in Bloemendaal wonen? Uit de gegevens van het bevolkingsregister van de gemeente Bloemendaal blijkt, dat tussen 1870 en 1880 slechts 17 aanzienlijke families zich voor het eerst in Bloemendaal vestigden. Daarnaast logeerden er nieuwe stedelingen op diverse buitens. De familie Arnold vestigde zich op Duin en Daal, de familie De Marez Oyens op Bloemoord, de familie Bispinck op Sparrenheuvel, mr. Futein Nauthenius (lid Staten-Generaal) op Aelbertsbergde families Heineken en Koopman bewoonden vermoedelijk een villa. Allen waren afkomstig uit Amsterdam. Tevens waren de Amsterdamse families Borski, van Wickevoort Crommelin, Rutgers van Rozenburg en enkele andere tijdelijk ingeschreven in het bevolkingsregister. In het najaar lieten de meeste Amsterdammers zich weer overschrijven naar de gemeente Amsterdam. Uit Haarlem kwamen o.a. de families Enschedé en Teding van Berkhout en eveneens een familie van Wickevoort Crommelin. Uit Krommenie kwam de familie Kaars Sijpesteijn. De gezinshoofden van de 17 nieuwe families waren bijna allemaal personen zonder een inkomen uit arbeid; het waren in het algemeen geldbeleggers, renteniers, bejaarden en vrouwen met enig kapitaal. Er was zeker geen sprake van vestiging van stedelingen, die dagelijks in de stad hun inkomen moesten verdienen. Het blijkt dat deze families vaak hun personeel uit de stad naar Bloemendaal mee namen. De Bloemendaalse woningen waren voorzien van kamers voor dienstboden, 24

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1983 | | pagina 25