gouvernantes, gezelschapsdames etc. Ook de koetsiers werden tijdelijk ingeschre
ven in het bevolkingsregister. De eigenaren van een buiten of een grote villa
hadden daarnaast meestal nog tuinpersoneel. Dit personeel woonde in Bloemendaal
en bewaakte in de winter het huis met de omliggende terreinen.
Waar woonden de vele Amsterdamse verblijfsrecreanten in de winter? Een lijst uit
het jaar 1886 geeft een aardige illustratie van het echte wToonadres van 33
Amsterdamse families, die tijdelijk in Bloemendaal woonden of logeerden. Deze
lijst was opgemaakt ten behoeve van de plaatselijke inkomstenbelasting van
Bloemendaal. Wanneer zomerverblijfsrecreanten langer dan 3 maanden in Bloemendaal
verbleven, werden zij in de belasting aangeslagen.
Er waren 15 families die hun hoofdverblijf aan de Herengracht hadden, 10 families
woonden aan de Keizersgracht, P.E.L. de Munnick woonde in de Sarphatistraat en de
overige 7 families woonden eveneens binnen de grachtengordel.
Uit de opgaven van hun inkomen en vermogen blijkt hoe rijk deze mensen toenter
tijd waren. Jan Borski was de rijkste persoon en woonde aan de Herengracht. De
douariëre Rutgers van Rozenburg bezat zelfs 3 huizen in Amsterdam. Ook de van
Lenneps, Warnsinck, Melvil-Sillem en Rendorp woonden aan de Herengracht. Aan de
Keizersgracht woonden o.a. de Marez Oyens, makelaar Claus (die in de zomer De
Rijp huurde)weduwe Messchert van Vollenhoven en W.A. van Wickevoort Crommelin.
Het inkomen c.q. vermogen van deze Amsterdammers varieerde in 1886 van 20.000,-
tot 290.000,-. Dit was toch uitzonderlijk hoog, vergeleken bij het inkomen van
de meeste Bloemendalers van 2.000,-. Voor de gemeente Bloemendaal was het
belastinggeld van deze Amsterdammers een goede bron van inkomsten.
Enkele Amsterdammers verbleven 's zomers niet op een buiten, maar hadden een
kleinere behuizing: een villa.
Het eerste villapark in Bloemendaal was het Bloemendaalse Park. Dit park was
oorspronkelijk een deel van de buitenplaats De Rijp. In 1882 werd het gehele
complex verkocht en 13 ha kreeg de bestemming villapark. In 1899 zijn er 11
villa's gereed. De eigenaren bleken weer de bekende Amsterdammers te zijn, die
voorheen een buiten of villa huurden. Bekende families zijn o.a. Praetorius,
Schram-Seret (de vrouw van de aannemer en exploitant van het park was eigenares
van een villa), de weduwe Schouwenburg-de Marez Oyens, Graadt van Roggen uit
Haarlem en Moggenstorm. Uit het bevolkingsregister blijkt, dat ook deze eerste
villabewoners voorlopig alleen in de zomermaanden hun villa bewoonden.
Waarom verbleef men alleen in de zomermaanden in Bloemendaal? Allereerst was het
een fiscaal voordeel om een tijdje buiten de stad te wonen. Maar in de winter
was men toch liever in de stad, nabij allerlei culturele voorzieningen e.d.
In Bloemendaal betaalde men in 1890 slechts 1/4 tot 1/6inkomstenbelasting,
terwijl dit in Amsterdam kon oplopen tot 4%. Een Amsterdammer met een vermogen
c.q. inkomen van 200.000,- kon zich op die manier in 4 maanden 2.000,- tot
3.000,- belastinggeld besparen. Natuurlijk vond het stadsbestuur van Amsterdam
het heel vervelend dat de allerrijkste Amsterdammers soms 4 tot 6 maanden geen
belasting betaalden. Vanaf 1897 was het dan ook niet meer mogelijk om deze
belasting te ontwijken, wanneer men zijn hoofdverblijf in de stad had. Voor de
maanden dat men afwezig was moest men toch belasting betalen. Dit had tot gevolg
dat vele Amsterdammers zich definitief in Bloemendaal gingen vestigen en hun huis
in de stad verkochten.
Het definitief wonen in Bloemendaal werd mede bespoedigd door de verbeterde
verkeersverbindingen met de steden. Na 1898 kwamen er 2 elektrische tramverbin
dingen tussen Haarlem-Aerdenhout en Haarlem-BloemendaalVoordien moest men zich
behelpen met eigen vervoer of de paardenomnibusVoor 1873 was er in het geheel
geen openbaar vervoer. Vooral de grootgrondbezitters probeerden een pardentram te
voorkomen, omdat zij vreesden dat dit het aanzien van de gemeente zou schaden.'
25