16
Waaruit je wel kunt opmaken dat het gebouw nog een andere dan
militaire bestemming had. Dat er orgieën zijn gevierd bleek wel
uit de toestand van het interieur, toen de duitsers voorgoed de
aftocht hadden geblazen.
Na de oorlog kreeg het huis een veel onschuldiger functie, als
kleuterschooltje van de katholieke parochie. Mijn zoontje, die
toen nog die leeftijd had, was er erg trots op dat hun schooltje
"in zo'n mooi ouwerwets huis" was, want daar had hij wel oog voor.
(Het huis in zijn huidige vorm is ontworpen door Jan David Zocher).
Een grote gebeurtenis was de jaarlijkse intocht van Sinterklaas
in Bloemendaal. Dat was niet zo'n show-optocht van de winkeliers
en middenstanders als in Amsterdam, maar hield nog rekening met
het onbedorven geloof van de kinderen. De Heilige Man arriveer
de met zijn knecht aan het station van Bloemendaal, steeg daar
met enige moeite (hij werd ook een dagje ouder!) op zijn schim
mel en reed, muziekkorps voorop, het dorp binnen. Wij stonden
aan de kant, tussen de juichende jeugd en zongen uit volle borst
mee
Eens kwam de Sint een week later dan gewoonlijk, omdat het de
vorige Zaterdag flink gevroren had en de straten te glad waren
geweest voor een onbelemmerde optocht. Mijn zoontje vroeg waarom
de Sint toen niet gekomen was, wat oorspronkelijk toch de bedoe
ling was. Ik legde hem uit dat het toen zo glad was en ze bang
waren dat het paard met zijn ijzeren hoeven zou uitglijden. Ver
baasd keek hij mij aan:"Hoe kan dat nou, het paard is toch heilig?"
Toen moest ik onwillekeurig aan het woord van de Heiland denken:
"zo'n groot geloof heb ik in Israël niet gevonden!"
Uit de mond der kinderen hebt gij Uw lof verkondigd: "het paard
is toch heilig!" Op zo'n vondst komen volwassenen niet meer. Daar
moet je een dichter voor zijn (en geen kleintje) of een klein kind.
Want wie dat woord nog wil verstaan
Die moet in 't land der kinderen gaan.
En daar is de Sinterklaastijd het hoogseizoen voor!
In de Katholieke kerk van Bloemendaal (toegewijd aan de "Aller
heiligste Drieeenheid"staat in het rechterzijschip een prach
tig Mariabeeld. Levensgroot, in hout gesneden. Het is van Noord
franse of Zuidvlaamse oorsprong, omstreeks 1700. Een kunstwerk van
de eerste rang! En nu ga ik even rechtop staan en mijzelf op de
borst slaan: daar heb ik voor gezorgd! Bij toeval. Dat zat zo:
Mijn collega wijlen Rom Verberne, leraar in de Handelswetenschappen
aan het Mendelcollege, was met zijn boekhouderskennis ook penning-
meester van het Kerkbestuur. Tijdens een koffiepauze in de leraars
kamer vertelde hij mij dat het Bestuur de beschikking had over et
telijke duizende guldens voor een nieuw Mariabeeld in de kerk. En
omdat ik in kunstenaarskringen nogal wat vrienden had: of ik niet
iemand wist die dat zou kunnen maken? Toevallig had ik, een paar
weken eerder, op de Delftse Antiekbeurs, dat oude beeld gezien en
raadde hem aan om naar die antiquair in Lent bij Nijmegen te gaan
en indien mogelijk het te kopen. Het beeld was in een kerk veel be
ter op zijn plaats dan in een museum, want tenslotte was het ge-