ZESTIG JAAR THIJSSE'S HOF! door: H. van Voorst Vader-Duyckinck Sander. In de zestig jaren van zijn bestaan is het "instinctief plantsoen" Thijsse's Hof - gelegen achter het Pannekoekenhuisje te Bloemen- daal - uitgegroeid tot een volwassen natuurtuin, waar men de duin flora van Kennemerland in al zijn variatie kan aanschouwen. Waarom en hoe het er kwam; wat de lotgevallen ervan waren, daar over gaat het volgende. Verwacht geen volledigheid, noch ook een biologisch verantwoorde verhandeling. Ondergetekende is geschie denislerares en in haar vrije tijd natuurliefhebster; vandaar de vrij grote nadruk op de historische achtergronden. Gebruikt werden: A.J. Gorter-ter Pelkwijk e.a., red. Vijftig Jaar in Thijsse's Hof, Zutphen (1975) K. Hana, Feest in de Natuur, Amsterdam (1965) "Romantiek" en "Gevoel voor de natuur" zijn woorden die men in een adem uitspreekt. Nu was de geestelijke stroming, eind 18e- begin 19e eeuw, die wij de Romantiek noemen een reactie op het al te kil rationalistische tijdperk der verlichting. Het uitsluitend gebruikmaken van de rede ter oplossing van welk probleem dan ook, riep bij velen onbehagen op en een verlangen de dingen gevoelsmatig te benaderen. Dankzij de natuurwetenschappelijke ontdekkingen echter, die de vrucht waren van de verlichting, raakte de mens meer en meer in staat de natuur te beteugelen, terwijl deze tevoren uitsluitend als drei ging was beschouwd. De uitvinding van de bliksemafleider bijvoor beeld, maakte de mens niet langer weerloos tegen het natuurgeweld van donder en bliksem. Ook wetenschappelijk landbouwonderzoek en een begin van landbouwmechanisatie maakten hem minder afhankelijk van de seizoenen, waardoor hongersnoden minder vaak optraden. Als gevolg van en reactie op de Verlichting dus kon de mens het zich gaan veroorloven de schoonheid van de natuur te zien en onder gaan. Wel voelde hij zich nog klein en nietig tegenover de grootse natuur, maar niet langer was angst de eerste - noodzakelijke - reactie, maar veeleer een mystieke bewondering. Rousseau beschreef de grootse natuur tijdens een boottocht op het door de maan be schenen en hoge bergen omringde meer van Genève. De duitse natuur vorser Alexander van Humboldt maakte omstreeks 1795 een tocht door de bergen van Venezuela en vergeleek deze vol ontzag met monumen ten van geschiedenis en kunst: hij noemde ze "monumenten der na tuur" Monument betekent letterlijk: gedenkteken; het wezen ervan is, dat het de herinnering aan een gebeurtenis of periode voor het nage slacht wil bewaren. Welnu, omstreeks 1885 gebruikt F.W. van Eeden deze uitdrukking opnieuw) in het tweede deel van zijn boek "Onkruid". Hij vertelt daar over het toen zojuist met heel veel moeite gesloopte, laatste Nederlandse oerwoud - het Beekbergerwoud. F.W. van Eeden was directeur van het Koloniaal Museum re Haar lem, gevestigd in het tegenwoordige Provinciehuis. Hij publi ceerde twee bunde 1sBotanische Wandelingen", "Onkruid" getiteld in 1886. Deel I, "Kennemerland" werd in 1874 bij Schuyt en Co. te Haarlem opnieuw in facsimile uitgegeven. 16

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1985 | | pagina 17