Onderzoek
In 1910 legde de 'Sociaal-Technische Vereeniging van Demokratische Ingenieurs en Archi
tecten' de Staatscommissie voor de Drinkwatervoorziening twee vragen voor, te weten:
- of de duinen rondom Schoorl beschikbaar konden worden gesteld voor een centrale
Westfriese waterleiding, en
- of waterwinning een onacceptabele uitdroging van de duinen tot gevolg zou hebben.
Voor dit onderzoek voteerde de Tweede Kamer gelden, met daaraan gekoppeld de opdracht
om na te gaan of het onttrekken van water aan de duinen de stevigheid daarvan als zee
wering niet in gevaar zou brengen.
In 1915 werd het rapport uitgebracht; belangrijke conclusies waren onder meer:
- het duingebied is voor waterwinning geschikt;
- wateronttrekking zal een geringe verlaging van de grondwaterspiegel onder de hoge
duinen tot gevolg hebben. Uiteraard zal dit enige gevolgen hebben voor de flora, echter is
de verwachting, dat nieuwe - aangepaste - aanplant uitstekend zal kunnen gedijen;
- de meer binnenwaarts gelegen duinen doen in feite geen dienst als zeewering en zullen
dat ook in de toekomst niet doen; derhalve zal waterwinning de zeewering niet onder
mijnen;
- door oordeelkundige exploitatie zal de verlaging van het grondwater beperkt kunnen
blijven tot de naaste omgeving van de waterwinplaats.
Ondanks het gunstige rapport kwam er toch geen Westfriese waterleiding, want Gedepu
teerde Staten vroegen de minister om het onderzoek uit te breiden tot de mogelijkheid van
een centrale drinkwatervoorziening voor geheel Noord-Holland gelegen boven het IJ.
Dit onderzoek resulteerde in een nieuw rapport, met opnieuw gunstig perspectief.
Op 17 juli 1917 namen de Gedeputeerde Staten een definitief besluit, de provincie Noord-
Holland zou - als eerste provincie in Nederland - zelf voor de drinkwatervoorziening gaan
zorgen.
H. Peschar
HA.W.M. Schlatmann
Het pompstation aan de Lage Duin en Daalseweg van de Gemeentelijke Duinwaterleiding (1934). Rechts directeur W. Jongepier,
links machinist J. Luttik (archieffoto gemeente Bloemendaal).
22