houden met de gemeenten Haarlem en Amsterdam, die hier ons water komen halen. De voornaamste schoonheid van Kennemerland heeft van ouds bestaan in de reeks van groote buitenplaatsen langs den binnenrand van het duin: Vogelenzang, Woestduin, Leiduin, Boekenrode, Hartenkamp, Bentvelt, Duinvliet, Koningshof, Elswout, Vaart en Duin, Belvedère, Lindenheuvel. Duin en Daal, Hartenlust, Wildhoef, Neethof, Duin en Kruidberg, de groote buitens onder Velsen. Ze vormen met elkaar een uitgestrekt woudgebied. De wegen er tusschen, de wegen er door (voor zoover toegankelijk voor ieder) geven gedurende het geheele jaar gelegenheid voor de schoonste wandelingen. Het stukje Bloemen- daalsche straatweg tusschen Willemshoeve en de Beeklaan*, een openbare harde weg, waarlangs de autobussen rollen, is nog altijd een van de schilderachtigste plekjes van ons land, met zijn hooge iepen, het breed gazon en den mooien overtuin van Bloemenheuvelde dicht geplante zware eiken langs den oostkant, die met hun onder groei de illusie geven van een weelderig oud bosch, dan Overbeek met de hooge duinrichel van Lindenheuvel tot achtergrond en ein delijk de Beek zelf, het grijze huis**, discreet gelegen in het geboomte achter den grooten klaren vijver, waar de waterhoentjes komen overwinteren bij dozijnen. Wie eens goed beseffen wil, dat rijk natuurschoon toch wel kan samengaan met een matige bebouwing, ga eens in het laatst van April of in het begin van Mei een uurtje voor zonsopgang naar dit plekje van den Bloemendaalsche straatweg bij de Beek. De vijver glinstert in het bleeke morgenlicht onder de zware beukentakken met hun zwellende knoppen. Er slaan drie, vier nachtegalen, die van den Heuvelweg in de laatste jaren altijd het mooist. Op Lindenheuvel kirren de duiven en in de verte roept de koekoek. Vriendelijk klinkt het liedje van de roodstaart met tusschenpoozen van stilte, af en toe kraait een fazant of roept een waterhoentje. Dan roept een enkele zanglijster, maar dadelijk wordt hij gevolgd door ande ren en door al de merels en roodborstjes en winterkoninkjes tege lijk. Dit is de machtige inzet van het vogelkoor en dat galmt nu langs den heelen duinkant. Telkens vallen nieuwe stemmen in, de felle vinkenslag, roep van vinken en boomklevers en meezen, de reine zang van de zwartkop g'rasmusch, gejoel en gehamer van spech ten. Als nu de merels en zanglijsters langzamerhand stiller worden, zoo tegen zonsopgang, dan komen tjiftjaf en fitis en fluiter tot hun recht en wanneer eindelijk de zon verschijnt dan hebben de banale musschen, de jolige spreeuwen en de liefelijke kneutjes de overhand. Zie, dat hebben wij Bloemendalers nu midden in ons dorp. Dit kun je beleven bij de Beek, bij Wildhoef, bij Caprera en Brede- rode, omtrent Kraantje Lek, op Duinvliet, op Vogelenzang en nog op een dozijn andere plaatsen, die we daarom alleen al in eere moeten houden. Zulk een rijk vogelleven kan alleen bestaan in een rijk landschap, met naaldhout en loofhout, opgaand geboomte en heester gewas en vooral met water! Nu ik het toch over vogels heb, moet ik wijzen op het merkwaardige feit, dat sommige vogels in de laatste jaren in onze streek er op vooruitgegaan zijn en wel die opperbeste zanger de groote lijster, de aardige wildebras de boomklever en het ongelooflijk fraaie en Thans Busken Huetlaan. In de jaren '30 kwam daarvoor in de plaats de huidige rood bakstenen villa. 12

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1989 | | pagina 13