Cuypers verdiepte zich terdege in de historische achtergronden
van het zwemmen en baden, maar ook in de technische problemen
die bij de bouw van een zwembad kwamen kijken. In 1923 heeft
hij het resultaat van zijn studiën vastgelegd in "Het Huis Oud
en Nieuw". Hij besluit zijn historisch overzicht met de con
statering dat in Holland de belangstelling voor baden en
zwemmen toeneemt, dat het aantal mensen dat kan zwemmen echter
nog zeer gering is en dat men nog te weinig doordrongen is van
de noodzaak tot reinheid, maar dat "om het volk werkelijk te
leeren zindelijk te zijn, men het beste met de schoolkin
deren zou kunnen beginnen."
Daarom - "om het rechte begrip van zindelijkheid te krijgen-
was de bouw van een openbare bad- en zweminrichting een goede
zaak. Het zojuist geopende "Stoop's Bad" was volgens hen als
één der modernste te noemen.
Tussen 1914 en "'18 werd Europa geteisterd door oorlog.
Nederland bleef weliswaar neutraal, maar had toch te lijden
doordat de import praktisch kwam stil te liggen. Zo was er
gebrek aan alles en zeker aan bouwmaterialen, waardoor het bad
pas twee jaar na het eind van de oorlog gereed kwam en op 27
september 1921 officieel geopend werd.
Aan het gebouw werden kosten noch moeite gespaard en het werd
alom geroemd om zijn fraaie uiterlijk, luxueuze afwerking en
moderne technische "infrastructuur". Graichens begroting was
vanwege de inflatie, maar ook door de veel grootsere opzet,
verre overschreden. In 1921 lag het kloeke gebouw in de vorm
van een romeinse basilica met absis en de douchecellen als een
soort "straalkapellen" rondom, er nog wat verlaten bij. Maar
al spoedig verrezen het Kennemer Lyceum (ook van Cuypers). Met
de ruime villa's rondom het latere Adriaan Stoopplein vormt
dit alles een fraai geheel.
Zoals het Cuypers betaamde, had hij aan de afwerking de groot
ste zorg besteed. De voorgevel met de beelden in het tympanum
is die van een ware zwemtempel. Links en rechts van de hoofd
ingang een kapsalon en theeschenkerij door fraai smeedij-
17