Onderhoud Het was een erezaak voor degene die met het toezicht op dit alles was belast, om er iets moois van te maken. Men wist van stro prachtige 'matten' te vlechten en wanneer alle paarden verzorgd waren en stonden opgestald, werden soms achter de standplaatsen op de stalgang lopers uitge rold, zeker wanneer bezoek kon worden verwacht. Geen sprietje stro mocht ergens te vinden zijn en veelal hadden de paarden sierdekens op die 's nachts weer door eenvoudigere werden vervangen. Het koetshuis bevatte meestal ook grote tuigenkasten, die soms de hele wand in beslag namen en tot aan de zolder reikten en waarin de trektuigen keurig gepoetst, stofvrij achter de glazen deuren hingen. Men denke daarover niet te min, want een enigszins goed ingericht koetshuis bevat te toch wel op z'n minst de tuigen voor één vierspan, twee tweespannen en meerdere enkelspannen. Het onderhoud van de tuigen vroeg veel tijd want het leerwerk moest schoon zijn en soepel worden gehouden, terwijl alle metalen delen - vooral bij gareeltuigen - moes ten glimmen. Vooral messing kostte veel tijd aan onderhoud omdat bij enigszins vochtig weer het koper vlug dof werd. Er waren ook stalen onderdelen en die mochten natuurlijk niet roesten. Stalen bitten moesten altijd uit de hoofdstel len worden gehaald, met zand worden geschuurd en dan gedroogd worden in een zak met zemelen om tenslotte, na met een vette doek ingewreven te zijn, in een bitten- kast opgehangen te worden of al gereed voor het gebruik in de hoofdstellen te worden gestoken. R ijtu ig® n De meeste plaats namen de rijtuigen in, die - wanneer ze zelden werden gebruikt - onder een grijsblauw stoflaken werden neergezet. Vooraan stonden de rijtuigen voor dagelijks gebruik en daarin bestond nogal wat verscheidenheid omdat men bij regen en ontij ongehin derd vervoerd moest kunnen worden, terwijl men bij mooi zomerweer graag uit wandelrijden ging in een open rijtuig. Zo kende men voor stadsgebruik, visite-rijden, boodschap pen doen, ter kerke rijden of comedie-bezoek de volgende rijtuigen: coupétjes, landauwers en victorias. Voor het afhalen van gasten van de trein werd het omnibusje inge spannen met bovenop een imperial voor de koffers. Voor een plezierritje met het gezin naar de een of andere uit spanning - zoals Kraantje Lek - nam mijnheer zelf wel de leidsels in handen van het tweespan voor de jachtbrik of wagonette. Meestal ging dan een palfrenier mee (terwijl de familie zich ontspande) om op de paarden te passen. In vrijwel alle andere gevallen werden de paarden be stuurd door een koetsier in vaste dienst, terzijde gestaan door een hulpkoetsier, palfrenier genoemd. Beider taken waren bij een enigszins grote herestal duidelijk omschre ven. De koetsier nam trouwens in het hele buitenplaatsperso- neel een bijzondere plaats in. Het aanzien dat een butler of huisknecht in huis genoot, genoot de chef-koetsier Correct geklede koetsier, correct op de bok. daarbuiten. Hij gaf de bevelen en hield toezicht op de werkzaamheden. Hij reed ook de beste paarden en de minder prettige of lastige liet hij zo mogelijk door de palf renier rijden. Hij genoot ook bepaalde niet-omschreven en ook niet altijd rechtmatige voorrechten omdat hij de zaken deed met de leveranciers van haver en hooi, met de tui gen- en zadelmakers en de rijtuigbouwers die om de zoveel tijd de rijtuigen moesten nazien en eventueel her- 8 Ons Bloemendaal, 16e jaargang, nummer 2, zomer 1992

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1992 | | pagina 9