Naast de (ge)brande wijn, verschijnt de 'coornbrandewijn' ofwel de jenever. Volgens een in Leiden wonende auteur, die zich publicist noemt, werd in samenwerking met het Produktschap voor Gedistilleerde Dranken een brochure geschreven, waarin hij stelt dat de jenever is uitgevonden door de Leidse hoogleraar Franciscus de la Boé Sylvius. Hij werd in 1614 geboren in Duitsland maar zijn grootouders waren afkom stig uit de streek die wij nu kennen als Frans Vlaanderen. In 1638 wordt hij professor aan de universiteit van Leiden waar hijnaast zijn wetenschappelijk werk op het gebied van de ontleedkunde en wel speciaal de bloedsomloop, zich bezighoudt met geneeskunde. Hij ijvert bovendien voor een chemisch laboratorium, dat in 1669 werkelijk heid werd. Thuis in zijn laboratorium, waar hij best wel eens een onveraccijnsde borrel gestookt zal hebben, ver vaardigde hij door middel van distillatie vluchtige zouten, die in zijn tijd zeer hoog stonden aangeschreven. Van zijn 'sol volatilus' had hij het recept altijd geheim weten te houden, zodat na zijn dood er een notaris aan te pas moest komen om uit te maken aan wie dit gedeelte uit de erfenis moest worden toebedeeld. Een bewijs dat aan dat middel grote voordelen zaten. Maar over jenever - vast niet minder profijtelijk - wordt met geen woord gerept. Accijns Terug naar de brandewijn: gestookt uit overjarige, ver zuurde wijn is deze drank in Amsterdam zo populair dat de Heren Hoogmogenden er brood inzagen in 1497 de brandewijnaccijns op te leggen. De accijns-opbrengst was zeer interessant voor de stad en het laat zich raden dat elke stad het voorbeeld van Amsterdam snel volgde. In 1552 verschijnt er voor het eerst een volledig distilleer- boek, namelijk dat van Philippus Hermanni 'eencontich distilleerboek'. In 1558, 1566 en 1622 verschijnen her drukken. Die van 1558 evenals de eerste druk verschenen in Antwerpen, die van 1566 en 1622 in Amsterdam. En in 1608 fulmineert de verlopen predikant Caspar Colhaes in de voorrede van zijn 'Waterboecxken' tegen het naar zijn mening inferieure produkt 'uyt muffend en stic kend graan, gesoet met vuylen honingh en uyt te geven voor goed borstwater, anijs, longenwater en genever..' Maar dat was duidelijk jalousie de métier, want tot die tijd was er in de wet op de accijns niet in coornbrandewijn voorzien, werd er over het stoken daarvan geen belasting geheven en was 'coornbrandwyn' dus goedkoper. Duivels Nu kende men de coornbrandewijn al veel langer, maar de Rooms-Katholieke kerk verbood de produktie ervan. Brandewijnverkoper Bier was tot daaraan toe, maar uit graan coornbrandewijn distilleren was des duivels. Teufelswasser! In de archieven van Antwerpen vinden wij een groot aan tal verboden aan de bierbrouwers. Ook zij konden, net als de wijnbouwers voor een enorme strop komen te staan, als hun nog grotere plas bier onklaar raakte. En dus stook ten zij zo'n onklare partij af om in elke geval de alcohol, de coornbrandewijn te redden. Maar het wordt hen diverse malen verboden om uit onklaar bier klare te stoken. Branderijen De rest is snel verteld. Na 1566 vestigen tal van Vlaamse vluchtelingen zich in Nederland, waaronder ook distilla teurs. Ons land is dan al op veel plaatsen tot het Protestantisme overgegaan en - vrijheid in gebondenheid - staat dan het stoken van coornbrandewijn toe. Ook jenever was in die tijd een drank voor het volk. In Weesp, Amsterdam en andere plaatsen waren veel brande rijen, in Schiedam liep dat zelfs op tot ruim 400 in de vorige eeuw. Toch noemde Aagje Deken het een frisse morgendrank en als Hildebrand bij tante Stastok op visite is, haalt zij een Ons Bloemendaal, 16e jaargang, nummer 3, najaar 1992 17

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1992 | | pagina 18