andere vraag, namelijk op grond van welk motief hij zo'n
feit verzonnen heeft. Ligt het dan niet voor de hand te
veronderstellen, dat hij een bijzondere band had met
Aelbertsbergbijvoorbeeld omdat hij daar werkzaam is
geweest en wie zegt ons dat het onmogelijk is dat zijn
kroniek, de eerste proza-kroniek die in het Nederlands is
geschreven, te Aelbertsberg is ontstaan? Uiteraard bevin
den wij ons hier op het gladde ijs van de speculatie.
Kapel
Volgens de traditie zou Aelbertsberg in het begin van de
twaalfde eeuw zijn gesticht door graaf Floris II, bijge
naamd de Vette. Laten we ons echter wel realiseren, dat
ook hierover geen enkele zekerheid bestaat. Niet alleen
bestaan er geen geschreven berichten over de vroegste
geschiedenis van Aelbertsberg, maar eveneens ontbreken
bodemvondsten uit de eerste helft van de twaalfde eeuw
[4], Floris' echtgenote was Petronella, dochter van hertog
Dirk van Opper-Lotharingen en halfzuster van Lotharius,
hertog van Saksen en koning van Duitsland. Zij was dus
een dame van zeer aanzienlijke huize. De overlevering wil,
dat zij bij het huis Aelbertsberg een kapel zou hebben
gesticht. Dit is natuurlijk heel goed mogelijk. Voorname
dames stichtten graag kloosters en kapellen. Maar bewezen
is het niet, tenzij men als bewijs zou willen laten gelden
het feit dat in later eeuwen de kapel bij Aelbertsberg de
Petronella kapel werd genoemd en men daaruit zou willen
afleiden, dat de kapel dus door Petronella gesticht zou
moeten zijn. Uit dertiende eeuwse oorkonden blijkt wel,
dat er een kapel aan het huis Aelbertsberg verbonden is
geweest, maar niet dat deze toen reeds naar Petronella was
vernoemd. Blijft dus de vraag wanneer deze naam het eer
ste is gebruikt. (Het hoeft geen betoog, dat het bouwsel
dat op 18e eeuwse prenten door moet gaan voor de
Petronella kapel op alles lijkt behalve op een kapel uit het
begin van de twaalfde eeuw).
Fabelen
Op grond van al deze onzekerheden zou men bijna
geneigd zijn het hele verhaal over het ontstaan van
Aelbertsberg naar het rijk der fabelen te verwijzen, ware
het niet dat de naam Aelbertsberg ons iets leren kan. De
Heilige Adelbert was slechts een kleine heilige vergeleken
met Willibrord en Bonifacius, zijn beroemde tijdgenoten
uit de achtste eeuw. Over zijn leven is eigenlijk niets
bekend. Misschien was hij net als zij afkomstig uit
Engeland, misschien was hij eveneens missionaris of was
hij daarentegen een kluizenaar, misschien ligt hij begraven
op de plaats waar men hem later vereerde: Egmond.
Abdij
De Adelbertverering begon in de tiende eeuw (5). Aan de
opwaardering van deze 'schimmige figuur' tot volgeling
van Willibrord en apostel van Kennemerland, hebben de
Hollandse graven het hunne kunnen bijdragen.
Volgens de kronieken legden Floris II, Petronella en hun
zoon Dirk VI grote belangstelling aan de dag voor de abdij
van Egmond met zijn reminicenties aan Sint Adelbert.
'Grave Florys was.... Sinte Aelbrechts godshuse Egmond
milde' meldt de divisiekroniek (6). Dit past dus geheel in
de familietraditie van het Hollandse gravenhuis. De abdij is
in de geuzentijd geheel verwoest. Het enig overblijfsel van
het bouwwerk is een tympaanreliëf uit de eerste helft van
de twaalfde eeuw met daarop de conterfeitsels van gravin
Petronella en haar zoon Dirk VI in gezelschap van... helaas
niet Sint Adelbert maar Sint Pieter (7). Uiteraard levert
deze verering voor Sint Adelbert geen bewijs voor de stel
ling dat Aelbrechtsberg dus door het gravenpaar gesticht
zou moeten zijn. Toevoeging van het bijwoord 'misschien'
of hoogstens 'vermoedelijk' is hier wel op zijn plaats.
Domein
Wie zou willen weten waarom Floris II juist toen en juist
daar huis Aelbertsberg heeft gesticht, moet wel bedenken,
dat in het begin van de twaalfde eeuw de graaf nog niet
over een permanente residentie beschikte. Hij reisde van
zijn ene domein naar zijn andere. In die tijd kwam het
voedsel nog niet naar de graaf en moest de graaf dus naar
het voedsel toe. Termen als 'jachtslot', 'bestuurscentrum',
'verdedigingssterkte' of gewoon 'kasteel' zijn voor deze
periode eigenlijk anachronistisch. Een hereboerderij opge
trokken van hout is hetgeen we ons moeten voorstellen.
Wellicht heeft graaf Floris II, de Vette bijgenaamd, een
bijzondere voorliefde gekoesterd voor zijn domein in deze
streek, omdat het hier goed was van eten en drinken. In
Floris de Vette en Petronella gedenken we dan de eersten
van een lange reeks mannen en vrouwen die menen dat
het in Bloemendaal goed toeven is.
J. Riimelintjh
1) L. van Emmerik, Het grafelijk slot te Bloemendaal-
Aelbertsberg, Ons Bloemendaal 10e jaargang, nr. 2 1986.
2) P. Hoekstra, Bloemendaal, proeve ener streekgeschiedenis,
1947, blz. 35; J. Romein Geschiedenis van de Noord-
Nederlandsche geschiedschrijving in de Middeleeuwen, 1932,
bu. 100-101.
3) Resp. blz. 37 en blz. 35.
4) Zie hierover het verslag van de jongste opgravingen in
1983/84 in Haarlems bodem-onderzoek, 20, 1986.
Ons Bloemendaal, 18e jaargang, nummer 2, zomer 1994
5