Bloemendaal en ten westen van de ruïne van Brederode waren het resultaat. Tot aan de kust moet het een onher bergzame woestenij zijn geweest. In deze woestenij wer den hoge duinen door de wind opgebouwd en weer ver waaid, soms tot het peil van het grondwater. Er was slechts schaarse begroeiing en het stuivende zand vormde een constante bedreiging voor de bevolking die vlak onder de nieuwe hoge binnenduinen woonde. De mensen deden er dan ook alles aan door beplanting het duin vast te leg gen. Maar stormen en de konijnen deden hun werk steeds weer teniet. Zoetwater In de Oude Duinen was het grondwater oorspronkelijk zout. Naarmate deze duinen breder en hoger werden, ont stond tussen de los op en naast elkaar gestapelde zandkor rels een enorme voorraad zoetwater afkomstig van rivieren en regen op het lichtere zoute water. Het zoute grondwa ter werd door de steeds grotere massa zoetwater naar beneden gedrukt. Op sommige plaatsen wel tot 100 meter diep. De grondwaterlijn volgt de lijn van het reliëf. Waar een ondoorlaatbare veenlaag ligt, was de grondwaterstand hoger en kwam het zelfs aan de oppervlakte. Dit zijn dan de vlakten vol water en de 'drasse en moeragtige valley- en', die men in de 18de eeuw kende. In de duinen werd op waterwild gejaagd en het afstromende water voor het bleken en brouwen gebruikt. In de 16de en 17de eeuw was er zelfs sprake van wateroverlast. Om het overtollige water af te voeren had de mens natuurlijke waterloopjes vergraven tot zogenaamde rellen. Door het stuivende zand raakten deze rellen dikwijls verstopt, waardoor hoger gele gen gebieden onder water kwamen te staan. Cholera In de vorige eeuw heerste op gezette tijden de cholera. Speciaal in de grote steden maakte de ziekte veel slacht offers. Robert Koch had de cholerabacil nog niet ontdekt, maar men realiseerde zich wel al, dat slecht drinkwater en de verspreiding van de ziekte met elkaar te maken hadden. De meerderheid van de bevolking moest zich tevreden stellen met drinkwater van minderwaardige kwaliteit. In het beste geval was dit afkomstig uit putten of speciaal daarvoor gebouwde bakken die het regenwater opvingen, maar velen waren aangewezen op water uit grachten of rivieren, die tegelijkertijd gebruikt werden om afval in te lozen. Drinkwater Als het heldere duinwater zo geschikt was voor de bier brouwerij, waarom het dan ook niet gebruiken als drink water ter voorkoming van cholera-epidemieën? Inderdaad is vanaf 1850 de exploitatie van het duinwater ten behoe ve van de grote steden en later ook de kleinere gemeentes op grote schaal tot ontwikkeling gekomen. In 1851 werd de duinwatermaatschappij, later Gemeentewaterleiding bedrijf Amsterdam opgericht; in 1896 volgde de Haarlemse Waterleiding en in 1919 het Provinciaal Waterleidingbedrijf van Noord-Holland. Enkele kleine gemeentes, waaronder Bloemendaal, hielden nog tot in de jaren tachtig een eigen bedrijf. Onder druk van het Rijk dat bedrijven met minimaal 100.000 aansluitingen wilde en alleen gezamenlijk aan deze eisen kon worden voldaan, gingen de bedrijven van Haarlem, Velsen, Zandvoort en Bloemendaal op in het Waterleidingbedrijf Zuid- Kennemerland (WLZK). Het water uit de duinen daarentegen was helder en fris. Vanaf ongeveer 1850 ging men het voor drinkwater gebruiken. Toen honderdvijftig jaar geleden de eerste emmer water in Amsterdam verkocht werd, dacht men tot in eeuwigheid voldoende voorraad in die natte duinen te hebben. Men kon echter niet precies berekenen welk oppervlak duinterrein voor een bepaalde hoeveelheid drinkwater nodig was. Er waren te veel onbekende facto ren: de toenmalige regenmeters waren nog verre van nauwkeurig, de hoeveelheid water die verdampte en die door de plantengroei werd opgenomen, was moeilijk te berekenen en het moeilijkst was een nauwkeurige vaststel ling van de aanwezige ondergrondse voorraad. Watervoorraad In 1869 was per persoon per jaar twee kubieke meter nog genoeg. Door bevolkingstoename en veranderde leefge woonten steeg de vraag naar water onophoudelijk en wordt er nu op vijftig kubiek gerekend. Aanvankelijk kon aan die vraag voldaan worden door gewoon de kanalen te verlengen en wat dieper uit te graven in de Amsterdamse Waterleidingduinen en bij het Haarlemse bedrijf diepere putten te boren. Wat men echter in 1850 nog niet wist, was dat het afnemen van de watervoorraad eigenlijk al honderden jaren eerder begonnen was met het graven van de talrijke vaarten voor de zandwinning diep het duin in. Ook de Leidsevaart, gegraven in 1657 als alternatief voor de gevaarlijke route over het Haarlemmermeer droeg bij aan de verdroging. Er stond altijd water in de Leidsevaart, maar dat ging wel ten koste van de voorraad water in de duinen. Tenslotte begonnen door de droogmaking van het Haarlemmermeer kort voor 1850 de duinen Teeg te lopen'. Diende vroeger de inhoud van het meer als 'steun tje in de rug' voor het duinwater, het nu ontstane diepe gat, kon die functie niet meer vervullen. Water stroomt 22 Ons Bloemendaal, 19e jaargang, nummer 3, najaar 1995

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1995 | | pagina 22