vond in die jaren inderdaad in de duinen op grote schaal plaats. Het onverwachte effect ervan was, dat deze mono tone dennenbossen weer een nieuwe aanslag op de water voorraad in het duin waren. Men kende in die jaren nog lang niet alle geheimen van het duin bovengronds, laat staan ondergronds. Dalende grondwaterstand Wat men wel wist, was dat om de toenemende vraag aan water te kunnen voldoen het bovenduinwater alleen niet meer voldoende was. Tussen 1899 en 1920 verdrievou digde de Haarlemse produktie. De diepwatervoorraad moest worden aangesproken. Al in het begin van de eeuw werd er over eventuele aanvulling, bijvoorbeeld met water uit de Rijn gefilosofeerd. Zo zou van de natuurlijke zuive rende werking van het duinzand blijvend gebruik gemaakt kunnen worden. Maar tot in de jaren twintig was er nog geen ernstige bezorgdheid over de daling van de grond waterstand. Men geloofde nog dat de diepe lagen niet in verbinding stonden met het bovenduinwater. En men dacht en hoopte dat in een natte zomer de grondwaters tand wel weer op peil zou komen. Eén groot voordeel had het gebruik van de duinen door de waterleidingbedrijven: ze werden niet verkaveld en vielen zo niet ten offer aan de stads- en dorpsuitbreidingen die voor 1940 op grote schaal plaatshadden. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg men voldoende besef van de waarde van de duinen als waterwin, natuur- en recreatiegebied. Aan aantasting voor uitgebreide woningbouw werd niet serieus meer gedacht, al blijft voortdurende waakzaamheid geboden. Zuivering Wat men ook dacht, geloofde of hoopte, de waterstand bleef dalen en er viel aan aanvulling met water van elders niet meer te ontkomen. De provincie Noord-Holland ging vanuit het IJsselmeer water naar de duinen ten Noorden van het Noordzeekanaal transporteren. En in 1953 stroom de het eerste Rijn (Lek) water via een voorzuiveringsstation in Jutphaas door de transportleiding van de Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland de Amsterdamse Waterleidingduinen in. Ook voor de winge- bieden ten noorden van de Zeeweg werd (diep) infiltratie overwogen. Oppervlakte-infiltratie bleek echter ook grote nadelen te hebben. De grondwaterstand werd wel weer hoger, maar ondanks voorzuivering was het Lekwater verre van schoon. Er kwamen vervuilende, in ieder geval eutrofiërende - voedingrijke - stoffen mee. De planten die van nature graag op voedselarme grond groeien, zoals diverse soorten orchis kwamen niet terug. Alleen voedselminnende plan ten van de waterkant hadden het naar hun zin zoals bij voorbeeld de kattestaart, ook heel mooi, maar hij hoort oorspronkelijk niet in het duin thuis. In de Amsterdamse Waterleidingduinen probeert men dit kwaad zoveel moge lijk te ondervangen door vergaande zuivering van het infiltratiewater. Nationaal Duinpark Toen Heimans en Thijsse 'In de Duinen' schreven waren veel duingebieden nog particulier bezit en meestal verbo den terrein. Slechts een bevoorrechte enkeling met con necties mocht er komen en bezat een gekoesterde wandel- kaart, die er uit zag als een soort ouderwets blauw paspoort. Het Nationale Park Zuid-Kennemerland, met de aaneenschakeling van openbaar toegankelijke duingebie den, leek een utopie. Maar Thijsse had het toch al voor zich gezien. Aan het eind van zijn leven, in 1944 schreef hij: 'Wie al dat heerlijks ziet en beleeft in de duinen van de Noordzee-eilanden en bovendien die van Kennemerland goed mag leren kennen, krijgt wel de vaste overtuiging dat onze duinen een onwaardeerbare bron kunnen zijn voor genot en studie voor heel Nederland en dat het overweging verdient, ze zoo spoedig mogelijk te gaan organiseeren tot een "Nationaal Duinpark" van Cadzand tot Rottum'. 'Dat kan best', voegde hij er opti mistisch aan toe. En het bleek inderdaad te kunnen. Na de Tweede Wereldoorlog veranderde er veel ten goede. Te beginnen met de 'duinen van Van der Vliet', die in 1950 eigendom werden van de Stichting 'Het Nationale Park De Kennemerduinen', kwamen allengs alle duingebie den van Zuid-Kennemerland in (semi) openbaar bezit. Een groot deel ervan vormt sinds enkele jaren samen het Nationale Park Zuid-Kennemerland. De waterleidingbedrij ven werden zich meer en meer bewust voor hun tweede verantwoordelijkheid, het natuurbeheer. Desondanks trok de directeur van de Kennemerduinen ir Roderkerk in 1973 nog hard aan de bel vanwege de duidelijke achteruitgang van de vegetatie in het duinen en het afsterven van oude bomen. Volgens hem werd er roofbouw gepleegd, waar aan alleen door suppletie van Lekwater een eind gemaakt zou kunnen worden. Grondwaterplan In de jaren tachtig had de nieuwe Grondwaterwet de ver antwoordelijkheid voor het grondwaterbeleid verschoven van het Rijk naar de provincies. Er kwam een provinciaal grondwaterplan, waarin getracht werd de belangen van de drinkwatervoorziening en die van natuur en milieu zo goed mogelijk te behartigen. Vermindering van de win- 24 Ons Bloemendaal, 19e jaargang, nummer 3, najaar 1995

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1995 | | pagina 24