Tot in de 18de deed het Brouwershuisje dienst als schuil kerk voor rooms-katholieken, totdat de grote buitenplaat sen in Aerdenhout overgingen in niet-katholieke handen en inmiddels zowel te Vogelenzang als in O verveen een katholieke statie was gesticht, die het jachthuis van de Achterkoekoek als schuilkerk overbodig maakt. De omwenteling naar openlijke godsdienstuitoefening voor iedereen vond plaats in 1795, onder de Bataafse Republiek, waarna er een aanvang werd gemaakt met het bouwen van indrukwekkende nieuwe kerken. Onbewoonbaar verklaard In de 19de eeuw had het Brouwershuisje een woonbe stemming gekregen, maar aan het begin van deze eeuw verkeerde het in zeer slechte staat. De gebreken aan het gebouw waren talrijk: de fundering was vergaan en een trasraam ontbrak; de gevelmuren waren gescheurd (de noordgevel vertoonde een ernstige buiging naar buiten) en stonden scheef; de dakbedekking, die onbeschoten was, verkeerde in ernstige staat van verval; een behoorlijke toe gang tot de woning ontbrak; de schoorstenen behoefden dringend voorziening; het privaat bevond zich in de keu ken; de slaapgelegenheid bestond uit twee bedsteden in de huiskamer; het dak, de bevestiging van het dak en de muren waren zodanig, dat overal in de woning aanwijzin gen waren van grote vochtigheid en de ramen en de deu ren behoefden dringend voorziening. In overleg met de eigenaar, de heer M.C. Koning, ontwik kelde de gemeente daarom plannen om tot onbewoon baarverklaring over te gaan. Daartoe moest eerst voor de toenmalige bewoonster, een weduwe, nieuwe woonruimte worden gezocht. In maart 1934 verhuisde zij naar een van de nieuwe woningen aan de Leidsevaart. B&W verzochten de heer Koning verdere bewoning door anderen niet meer toe te laten en met zijn instemming werd het pand onbe woonbaar verklaard. Restauratie Het Brouwershuisje stond echter al in 1933 op de allereer ste lijst van rijksmonumenten. Wat nu verder met het pand te doen? Omdat het perceel oudheidkundige waarde had, diende de eigenaar een verzoek in het te mogen res taureren. Hij zocht contact met de Amsterdamse architect A.A. Kok, die op 21 december 1938 bij de gemeente een restauratieplan indiende. De bouwaanvraag behelsde het voorstel het pand ten dele af te breken en ten dele te res taureren. Het plan werd in de vergadering van B&W van 18 januari 1939 behandeld, waarna op 2 februari 1939 de vergunning werd verleend onder het uitdrukkelijk beding dat het pand nimmer als woning mocht dienen, noch daarin nachtverblijf mocht worden gehouden. Tot opheffing van onbewoonbaarverklaring kon pas worden besloten nadat het gebouwtje het karakter van woning had verloren. Het kreeg nu de bestemming 'clubhuisje' en bij de verbouwing werden kamers en keuken, bedsteden, al wat tot bewoning diende, verwijderd. Aan de buitenkant werden een aantal aanbouwsels afge broken. Zo kwam bij het verwijderen van de aanbouw aan de zuidwest gevel de oorspronkelijke gevel weer in zicht. Omdat men de oude pomp wilde laten staan, moest een gedeelte muur overeind blijven en afgewerkt worden met daartegen de herstelde pomp. Bij de noordwest gevel moest de aanbouw met privaat worden weggebroken. In het muurvlak van de noordoost gevel waren beneden twee vensters met daarboven dichtgemetselde gedeelten die moesten worden uitgenomen. De hoge vensters in de eindgevel op het noorden werden dichtgemetseld. Voorts moest de houten kap worden vervangen en de pannen worden vernieuwd. Ook het vergane houten trapje aan de zuidoost gevel moest worden vervangen. Omdat op zolder overblijfselen van de schuilkerk waren te vinden moest naast de restauratie van het geheel, nog bij zondere zorg worden besteed aan bepaalde onderdelen, zoals het tongewelf] e dat op zolder voor de schuilkerk was gemaakt, en een met behangsel overplakte haardplaat van ongeveer 1640 met een voorstelling van de verovering van de zilvervloot door Piet Heyn. Het Brouwershuisje, februari 1939 28 Ons Bloemendaal, 19e jaargang, nummer 3, najaar 1995

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1995 | | pagina 28