Weerzien met Mariënbosch Mariënbosch, een duingebied ingeklemd tussen Naaldenveld en het gebied van de Gemeentewaterleidingen Amsterdam, wordt in de Rijksarchieven voor het eerst vermeld in een transportakte van 24 november 1744 en heet dan 'een hofstede met herenhuizen, stal len, koets- en wagenhuis en huismans woning'. Een oude legende verhaak van een klooster Mariënbosch, maar het zoeken naar de vaste bewijzen heeft nooit tot resultaat geleid. Laten we dat dus vergeten en ons bepalen tot het meest plausibele en aantoonbare, de hofstede Mariënbosch. De vroegst bekende eigenaar van het gebied dat later Mariënbosch zou vormen, was Frans Adriaanse de Kies, die het gebied al in 1609 in zijn bezit had. Tot het einde van de 17de eeuw blijft het gebied van de erven De Kies. Joost van den Vondel Na De Kies kwam het in handen van Benedictus Ingels, zoon van Jan Reinier Ingels - lid van de Muiderkring. Het is heel goed mogelijk dat Joost van den Vondel bij de zoon van zijn grote vriend Ingels op bezoek is geweest, want ook in die kring van katholieken liet Vondel zijn stem horen. In 1633 dichtte hij de volgende tekst voor een liedje: Mariënbosch, tekening van Spilman uit 1735. Geen konijn in duin is schuw, Harten komen aangestoten Op uw goude en zilvre noten Drijft het Sparen door de stad In Den Hout ruist loof noch blad. Na diverse wisselingen van eigenaren komt Mariënbosch in 1807 in bezit van David Jacob van Lennep, historicus en letterkundige, geboren in Amsterdam in 1771 en over leden in 1853. De buitenplaats beslaat dan nog circa 50 morgen - een morgen is een landmaat die overeenkomt met 0,85 bunder (ha). Zijn zoon Jacob van Lennep ver wierf grote bekendheid als romanschrijver. Enige van zijn meest bekende romans zijn 'Ferdinand Huyck', 'De Roos van Dekama' en 'Klaasje Zevenster'. Hij was een bekende gast op de buitenplaatsen in deze omgeving. In die tijd waren buitenplaatsen, net als die langs de Vecht, meestal zomerverblijven. In de winter trok men weer naar de stad. In 1917 kocht de heer E. Landeweer Mariënbosch en toen was het bezit circa 40 bunder groot. Hieruit blijkt dat in al die tussenliggende jaren zich geen werkelijke gebieds wijziging heeft voltrokken. De oudste stukken met betrek king tot Mariënbosch werden door de heer Landeweer in 1930 aan het Rijksarchief geschonken. Ons Bloemendaal, 20e jaargang, nummer 2, zomer 1996 25

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Ons Bloemendaal | 1996 | | pagina 25